GS 4T H1 par 2.3

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

socialisten en confessionelen komen op voor hun rechten
emancipatie
verzuiling 
schoolstrijd

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

In de 19e eeuw kreeg Nederland een nieuwe grondwet die veel veranderde. Welk jaar?
A
1813
B
1870
C
1848
D
1830

Slide 7 - Quizvraag

Wat vonden de liberalen belangrijk in de 19e eeuw in Nederland?
A
Meer vrijheid voor de burgers
B
Meer macht voor de koning
C
Afschaffen van de slavernij
D
Het verhogen van de belasting.

Slide 8 - Quizvraag

Met de '' sociale kwestie'' bedoelen we de discussie in de 19e eeuw over...
A
De ellende en armoede van de arbeiders
B
Het mogen oprichten van bijzondere scholen
C
Wie er stemrecht moest hebben
D
Het veroveren van meer kolonies.

Slide 9 - Quizvraag

Welke vrouwen deden betaald werk in de 19e eeuw?
A
Alleen de rijke vrouwen
B
Alleen de arme vrouwen
C
De arme en rijke vrouwen
D
Geen enkele vrouw

Slide 10 - Quizvraag

5. Welke zin is een oorzaak van de verstedelijking in de 19e eeuw?
A
Door de komst van machine verliezen veel mensen hun werk
B
De sociale kwestie ontstaat
C
Er zijn veel besmettelijke ziektes
D
Veel mensen zoeken werk in de steden

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer was de Eerste feministische golf?
A
Eind 19e eeuw tot 1889
B
Eind 19e eeuw tot 1920
C
Eind 19e eeuw begin 20e eeuw

Slide 12 - Quizvraag

Wie streefden begin 19e eeuw naar algemeen kiesrecht
A
socialisten
B
Liberalen
C
Confessionelen
D
Feministen

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer kwam de industrie in Nederland op gang?
A
eerste helft 18e eeuw
B
tweede helft 18e eeuw
C
eerste helft 19e eeuw
D
tweede helft 19e eeuw

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noemen we het probleem dat in de 19e eeuw was ontstaan, waarbij er een groot verschil was tussen rijk en arm?
A
Sociale zekerheid
B
Liberalisme
C
Sociale kwestie
D
Epidemie

Slide 15 - Quizvraag

Welke politieke stroming streefde eind 19e eeuw NIET naar emancipatie?
A
Confessionelen
B
Liberalen
C
Socialisten
D
Katholieken

Slide 16 - Quizvraag

Wat is Verzuiling?
A
Het naast elkaar bestaan van verschillende geloven.
B
Verdeling van de maatschappij in levensbeschouwelijke groepen
C
De wederopbouw van Nederland na de Oorlog
D
Het overleg tussen overheid en sociale partners.

Slide 17 - Quizvraag

Welke uitspraak over de verzuiling
is NIET waar?
De verzuiling ...
A
ontstond in de politiek
B
ontstond in 1917 door de schoolstrijd
C
bestond voornamelijk uit eigen organisaties
D
bestond uit 4 zuilen

Slide 18 - Quizvraag

In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven.

Thorbecke was :
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist

Slide 19 - Quizvraag

Abraham Kuyper is de leider van (...)
A
ARP
B
KVP
C
SDAP
D
NSDAP

Slide 20 - Quizvraag

Abraham Kuyper is een?
A
Confessioneel
B
Liberaal
C
Socialist

Slide 21 - Quizvraag

Troelstra was van...
A
ARP
B
SDB
C
SDAP
D
RKSP

Slide 22 - Quizvraag

Troelstra is een:
A
Communist
B
Sociaal-Democraat
C
Liberaal

Slide 23 - Quizvraag

Schaepman was van de volgende partij
A
sdap
B
sdb
C
arp
D
rksp

Slide 24 - Quizvraag

Schaepman
A
liberaal
B
socialist
C
katholiek
D
protestant

Slide 25 - Quizvraag

Waaruit blijkt dat koning Willem I erg veel macht had?
Willem I...
A
benoemde & ontsloeg de ministers
B
benoemde de leden van de Eerste Kamer
C
was de baas van het leger en ging over de geldzaken
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 26 - Quizvraag

Wat is 'censuskiesrecht'?
A
Alleen rijke mannen en vrouwen hadden kiesrecht
B
Alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
C
Alleen de adel en kooplieden mochten stemmen
D
Alleen een groep rijke mannen had kiesrecht

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer werd het districtenstelsel ingevoerd?
A
19e eeuw
B
Tussen 1900 en 2000
C
20e eeuw
D
18e eeuw

Slide 28 - Quizvraag

Het districtenstelsel is?
A
de stemmen worden geteld en zetels verdeeld
B
de stemmen per provincie worden geteld en verdeeld
C
de stemmen van de confessionelen en liberalen worden geteld

Slide 29 - Quizvraag

Het Caoutchouc-artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
De kiesdrempel steeds lager wordt
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 30 - Quizvraag

Het Caoutchouc-artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 31 - Quizvraag

Hoe is de schoolstrijd geëindigd?
A
Geen bijzonder onderwijs
B
Geen subsidie voor bijzonder onderwijs
C
Uitsluitend bijzonder onderwijs
D
Subsidie voor bijzonder én openbaar onderwijs

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de schoolstrijd?
A
De strijd om het openen van bijzonder onderwijs
B
De strijd om het sluiten van bijzonder onderwijs
C
De strijd om het recht op subsidie voor bijzonder onderwijs
D
De strijd om het recht op subsidie voor openbaar onderwijs

Slide 33 - Quizvraag

Welke betekenis had de Luxemburgse kwestie voor het bestuur in Nederland?
A
Door het verlies van Luxemburg verloor het parlement een kwart van zijn zetels
B
De Tweede Kamer bemoeide zich voortaan niet meer met buitenlandse politiek
C
De koning had laten zien dat de grondwet maar papier was, hij was in werkelijkheid de baas
D
Het was de eerste keer dat het parlement de regering dwong om af te treden

Slide 34 - Quizvraag