BLB - Waar ga jij op vakantie?

Vakantie
Waar ga jij op vakantie?
Vakantie
Les 1: Waar ga jij op vakantie?
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vakantie
Waar ga jij op vakantie?
Vakantie
Les 1: Waar ga jij op vakantie?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:
  • Jij kan zeggen waar jij op vakantie wil. 

Slide 2 - Tekstslide

Praatplaat: wat zie je?

Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat

de vakantie

Slide 4 - Tekstslide

Woordenschat

het strand

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat

de bergen

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat

de camping

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat

het hotel

Slide 8 - Tekstslide

Woordenschat
het vakantiehuis

Slide 9 - Tekstslide

Woordenschat

de zee

Slide 10 - Tekstslide

Woordenschat

het bos

Slide 11 - Tekstslide

Woordenschat
de vliegvakantie

Slide 12 - Tekstslide

Woordenschat
de autovakantie

Slide 13 - Tekstslide

Woordenschat
herhaling

Slide 14 - Tekstslide

Woordenschat

de vakantie

Slide 15 - Tekstslide

Woordenschat

het strand

Slide 16 - Tekstslide

Woordenschat

de bergen

Slide 17 - Tekstslide

Woordenschat

de camping

Slide 18 - Tekstslide

Woordenschat

het hotel

Slide 19 - Tekstslide

Woordenschat
het vakantiehuis

Slide 20 - Tekstslide

Woordenschat

de zee

Slide 21 - Tekstslide

Woordenschat

het bos

Slide 22 - Tekstslide

Woordenschat
de vliegvakantie

Slide 23 - Tekstslide

Woordenschat
de autovakantie

Slide 24 - Tekstslide

Luisteroefening
Je hoort een zin.
Beantwoord de vraag.

Slide 25 - Tekstslide

Wie gaat op vakantie?
A
morgen
B
Sara
C
Spanje
D
gaat

Slide 26 - Quizvraag

Waar gaat Sara op vakantie?
A
morgen
B
Sara
C
Spanje
D
gaat

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer gaat Sara op vakantie?
A
morgen
B
vandaag
C
volgende week
D
gisteren

Slide 28 - Quizvraag

Waar ben ik?

Slide 29 - Open vraag

Wat doe ik?

Slide 30 - Open vraag

Zinnen maken
Zet de woorden in de goede volgorde.

Slide 31 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
loopt
Mike
naar de zee.

Slide 32 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
in de bergen.
zijn
vandaag
Wij

Slide 33 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
slaapt
vannacht
Sofie
in een hotel.

Slide 34 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
3
met de auto
morgen
rijdt
Emma
naar Oostenrijk.

Slide 35 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
3
op het strand.
ligt
in de middag
met zijn boek
Justin

Slide 36 - Sleepvraag

Woorden oefenen

Slide 37 - Tekstslide