In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H2 -herhaling- Fitlife
Slide 1 - Tekstslide
2.1 Grootheden
Slide 2 - Tekstslide
Grootheden
Eenheden
Geld
Dollar
Temperatuur
Fahrenheit
CM
Liter
Inhoud
Lengte
Seconde
Tijd
Energie
Watt
Slide 3 - Sleepvraag
1 GB is hoeveel MB?
Slide 4 - Open vraag
Je ziet deze woordformule, wat kan je hiermee berekenen?
Slide 5 - Open vraag
Hoe kan je van F naar C rekenen
Slide 6 - Open vraag
Zoek een metriekstelsel op en plaats hier de foto/screenshot
Slide 7 - Open vraag
2.1 grootheden
Slide 8 - Tekstslide
Als ik 1200 kcal binnen krijg, hoeveel kJ is dat dan?
Alleen het antwoord
Slide 9 - Open vraag
Je kunt rekenen met verschillende grootheden. Je kunt rekenen met grootheden die minder vaak voorkomen.
πππππ
Slide 10 - Poll
Geef een voorbeeld van een verhouding
Slide 11 - Open vraag
2.2 Verhoudingen
Slide 12 - Tekstslide
Vereenvoudig deze 3-delige verhouding 18:6:12
Slide 13 - Open vraag
Hoe vergelijk je verschillende verhoudingen?
Slide 14 - Open vraag
Wat is voordeliger? A kost β¬ 1,15 (500 ml). B kost β¬ 1,95 (750 ml).
A
A
B
B
Slide 15 - Quizvraag
Berekening
Wat is voordeliger? 1 eenheid gelijk maken (100ML)
A kost β¬ 1,15 (500 ml). 1,15 : 5 = 0.23
B kost β¬ 1,95 (750 ml). 1,95 : 7,5 = 0.26
Slide 16 - Tekstslide
1/16
3/16
5/16
7/16
Slide 17 - Sleepvraag
Je kunt situaties herkennen waarin verhoudingen voorkomen, ook als deel van deel, en je kunt de bijbehorende verhoudingentaal herkennen en gebruiken. Je kunt situaties herkennen waarin driedelige verhoudingen voorkomen. Je kunt tweedelige en driedelige verhoudingen, ook gegeven in formele notatie, met elkaar vergelijken.
πππππ
Slide 18 - Poll
2.3 Gewicht: wat zijn de eenheden die hierbij horen?
Slide 19 - Woordweb
Welke gewichtseenheden horen bij elkaar?
1000 KG
100 gram
500 gram
1 ton
1 ons
1 pond
Slide 20 - Sleepvraag
Hoeveel weegt een vol krat?
Slide 21 - Open vraag
Hoeveel weegt 1 laag van 10 kratten?
Slide 22 - Open vraag
Hoeveel weegt een volle pallet?
Slide 23 - Open vraag
Hoeveel pallets passen in een vrachtwagen met een laad vermogen van 22 ton?
Slide 24 - Open vraag
Uitleg
Een krat weegt 13 KG (12 x 1 KG + 1 KG leeg krat)
Een pallet heeft 6 x 10 kratten= 60 kratten x 13 KG = 780 KG
Bij die 780 komt nog gewicht van de pallet 20 KG = 800 KG weegt een pallet in totaal
22 ton = 22.000KG
22.000 : 800 = 27,5
Afgerond 27 (dit rond je altijd af naar beneden, alleen hele kratten)
Slide 25 - Tekstslide
Olifant Sienna wordt gewogen. De weegschaal geeft 3,15 ton aan. Van deze weegschaal is bekend dat er een afwijking in de meetnauwkeurigheid. Een foutmarge van 0,5%.
Wat is haar maximale gewicht?
Slide 26 - Open vraag
Je kunt bekende maten voor gewicht gebruiken om schattend te rekenen. Je kunt precies rekenen met eenheden voor gewicht. Je kunt bronnen aflezen voor het bepalen van gewicht.
πππππ
Slide 27 - Poll
2.4 verhoudingstabel
Slide 28 - Tekstslide
In 1 pak zitten 10 plakken bladerdeeg.
In 1 doos zitten 10 eieren.
In 1 doosje champignons zit 400 gram.
1 zakje geraspte kaas bevat 250 gram.
Cyril heeft boodschappen gedaan om quiches te maken.
Hij had thuis nog 600 ml room en 5 paprika's.
Hoeveel quiches kan hij maken?
Bereken per ingrediΓ«nt hoeveel quiche hiervan gemaakt kan worden......
Slide 29 - Tekstslide
Hoeveel quiche kan hij maken met het bladerdeeg?
In 1 pak zitten 10 plakken bladerdeeg.
A
30 : 10 = 3
B
3 : 3 = 1
Slide 30 - Quizvraag
Hoeveel quiche kan hij maken met de room? Hij had thuis nog 600 ml room en 5 paprika's.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 31 - Quizvraag
Hoeveel quiche kan hij maken met de eieren?
10 eieren in een pak.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 32 - Quizvraag
Euro 95 = β¬ 1,98
Hoeveel kost de benzine van huis naar school en terug
Slide 33 - Open vraag
Je kunt rekenen met de verhoudingstabel en factor. Je kunt een passende rekenaanpak in een verhoudingssituatie kiezen. Je kunt verhoudingen vergelijken.
πππππ
Slide 34 - Poll
2.5 % procenten %
Vermenigvuldigingsfactor=
% in een komma getal
100% = 1,0
50% = 0,5
1% = 0,01
Slide 35 - Tekstslide
Wat is de vermenigvuldigingsfactor van 23%
Slide 36 - Open vraag
Van welk bedrag is 23% het meeste?
A
50.000
B
55.000
C
70.000
D
75.000
Slide 37 - Quizvraag
Welke berekening hoort erbij?
899 x 1,21
1099 x 1
1398 x 0,9
1599 x 0,75
Slide 38 - Sleepvraag
Welke som hoort hierbij? β¬656 excl. 9% btw Wat betaal je?
A
656 x 0,09
B
656 x 1,09
C
656 x 0,21
D
656 x 1,21
Slide 39 - Quizvraag
Je krijgt 12 % korting Hoeveel % betaal je na de korting?
A
12%
B
112%
C
88%
D
92%
Slide 40 - Quizvraag
Je koop een broek van β¬50 met 12% korting. Met welke factor vermenigvuldig je de β¬50 om het bedrag met korting te berekenen?
Slide 41 - Open vraag
Je herkent en begrijpt percentages in deel- geheel situaties; Je herkent en begrijpt percentages bij toe- en/ of afname; Je herkent en begrijpt percentages in situaties waarin je percentages moet vergelijken.
πππππ
Slide 42 - Poll
Inhoud
Slide 43 - Tekstslide
Welke lengte maat staat gelijk aan Liter
Slide 44 - Open vraag
1 mm neerslag betekent:
A
1 ml op 1 m2
B
1 liter op 1 m2.
Slide 45 - Quizvraag
1 mm neerslag betekent: 1 liter op 1 m2. Er is 40 mm neerslag gevallen. Hoeveel liter is dat?
A
4 liter
B
40 liter
C
44 liter
D
404 liter
Slide 46 - Quizvraag
Wat is de formule om de Inhoud te berekenen als het grondvlak niet vierkant is?
Slide 47 - Open vraag
Grondvlak berekenen
Oppervlakte cirkel: Ο x r x r.
Gebruik 3,14 voor pi (Ο).
Slide 48 - Tekstslide
Bereken de inhoud van een cilinder: r= 6cm / hoogte is 12 cm
Inhoud cilinder = oppervlakte cirkel x hoogte Oppervlakte cirkel: Ο x r x r. Gebruik 3,14 voor pi (Ο).
Slide 49 - Open vraag
In de regenton verzamelt Nola regenwater. De regenton is 1,2 m hoog. Ga uit van 22,3 dm2 als oppervlakte van de bodem. inhoud regenton = oppervlakte grondvlak x hoogte
A
26,76 liter
B
267,6 liter
Slide 50 - Quizvraag
In de regenton verzamelt Nola regenwater. De regenton is 8 dm hoog. Ga uit van 33,7 dm2 als oppervlakte van de bodem. inhoud regenton = oppervlakte grondvlak x hoogte
A
269,6 liter
B
2696 liter
Slide 51 - Quizvraag
Je kunt bekende maten en eenheden voor inhoud herkennen en gebruiken. Je kunt inhoud van balk- en cilindervormige figuren herkennen en gebruiken.