Herhaling hoofdstuk 3 water

Herhaling hoofdstuk 3 Water
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 3 Water

Slide 1 - Tekstslide

Aan de slag met herhaling
Maak de open vragen zo uitgebreid mogelijk, hiermee oefen je hoe je het antwoord op de toets moet formuleren. 
Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt.  

Slide 2 - Tekstslide

De overgang van vloeibaar water naar water in de vorm van gas, noemen we ...
A
Verdamping
B
Condensatie
C
Smelten
D
Stollen

Slide 3 - Quizvraag

Al het water in de grond is vernieuwbaar water. Goed of fout?
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Water in een aquifer is een voorbeeld van niet-vernieuwbaar water.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Waar begint de kringloop van het water?
A
Water verdampt
B
Het regent
C
Waterdamp wordt een wolk
D
Water stroomt naar de rivier

Slide 7 - Quizvraag

Het meeste water op aarde is …………............ Voor drinkwater zijn wij aangewezen op ……………  
Vloeibaar zoet water kun je indelen in:  
1............................
2............................
Zoet water komt ook voor in vaste vorm. Water zit dan opgeslagen in:
1...............................
2...............................  
zoet water
zout water
grondwater
oppervlaktewater
gletsjer
landijs

Slide 8 - Sleepvraag

Watervoetafdruk
Waarmee verbruik je veel water?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide


Hoeveel procent van het aardoppervlak bestaat uit water?
A
40% water, 60% land
B
50% water, 50% land
C
60% water, 40% land
D
70% water, 30% land

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel % van het water op de wereld is zoet?
A
2,5%
B
5%
C
7,9%
D
10,4%

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel % van het zoete water is toegankelijk voor de mens?
A
1%
B
7%
C
9%
D
11%

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel procent van de wereldbevolking woont aan rivieren/de kust?
A
50%
B
60%
C
70%
D
80%

Slide 14 - Quizvraag

Wat voorkom je met druppel-irrigatie?
A
Dat er verzilting plaatsvindt
B
Planten krijgen water
C
Planten groeien minder snel
D
Verdamping van water

Slide 15 - Quizvraag

Welke kleur op de kaart geeft een groot watertekort aan?
A
Rood
B
Oranje
C
Blauw
D
Wit/geel

Slide 16 - Quizvraag

Welke polders hebben te maken met inklinking?
A
zeepolder
B
veenpolder
C
droogmakerij

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van een droogmakerij?
A
Boven de zeespiegel en kleigrond
B
Boven de zeespiegel en veengrond
C
Onder de zeespiegel en kleigrond
D
Onder de zeespiegel en veengrond

Slide 18 - Quizvraag

Winterdijk
Uiterwaarde
Zomerdijk
Buitendijks
Binnendijks
Winterbed
Tekst
Tekst
Tekst
Tekst
Tekst
Tekst

Slide 19 - Sleepvraag

Winterbed
Buitendijks
Zomerbed
Binnendijks
Uiterwaarde
Zomerdijk
winterdijk

Slide 20 - Sleepvraag

Hoe kan waterstress leiden tot een wateroorlog?

Slide 21 - Open vraag

Wateroorlog
Van wie is het rivierwater?

Slide 22 - Tekstslide

Welke twee onderdelen van de waterkringloop behoren tot de KORTE waterkringloop?
A
Afstroming en condensatie
B
Afstroming en infiltratie
C
Condensatie en verdamping
D
Verdamping en infiltratie

Slide 23 - Quizvraag

Welk begrip past het best bij de situatie?
'Er zijn in dit land te weinig waterpompen en -leidingen om het water bij de mensen te brengen.'
A
Fysiek watertekort.
B
Waterstress.
C
Economisch watertekort.
D
Irrigatie.

Slide 24 - Quizvraag

Een stuwdam heeft voor- en nadelen. Noem van beide één voorbeeld.

Slide 25 - Open vraag

Smalle, diepe irrigatiekanalen zijn beter dan brede, ondiepe
kanalen, omdat ….

Slide 26 - Open vraag

Welk begrip past het best bij de situatie?
'Na een harde regenbui stroomt het water af via het asfalt en de stenen richting de rivier.'
A
Nuttige neerslag.
B
Piekafvoer.
C
Bodemdaling.
D
Waterbalans

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen de lang en de korte kringloop?

Slide 28 - Open vraag

Welk begrip hoort hierbij?
'Alleen vernieuwbaar water gebruiken.'

Slide 29 - Open vraag

Welk begrip hoort hierbij?
'Water sijpelt langzaam in de bodem.'

Slide 30 - Open vraag

Welk begrip hoort hierbij?
'Restant dat overblijft na de verdamping'

Slide 31 - Open vraag

A
B
C
D
E
Grondwater
IJskappen en gletsjers
Toegankelijk grondwater
Water in oceanen
Zoetwater

Slide 32 - Sleepvraag

Welke vragen heb je nog over hoofdstuk 3?

Slide 33 - Open vraag