Wiederholung Grammatik Kapitel 1

Guten Morgen!
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Guten Morgen!

Slide 1 - Tekstslide

Deutsch
Quiz 

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele (leerdoelen)
- je kent de Duitse vraagwoorden en kunt ze in een zin toepassen.
- je kent de Duitse persoonlijke voornaamwoorden
- je kunt de werkwoorden "haben & sein & werden" toepassen. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent "woher"?
A
waar
B
wie
C
waarvandaan
D
waarheen

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent het Duitse woordje "wie"?
A
waar
B
wie
C
waarom
D
hoe

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent "wohin"?
A
waar
B
waarheen
C
waarom
D
wanneer

Slide 6 - Quizvraag

________ kommst du morgen? Um halb 10.
A
wer
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 7 - Quizvraag

_____ machen wir morgen?

Fußball spielen?
A
wer
B
wie
C
wann
D
was

Slide 8 - Quizvraag

______ kommst du? Aus Frankreich!
A
woher
B
wohin
C
warum
D
welche

Slide 9 - Quizvraag

______ fahren wir? Nach Holland!
A
woher
B
wohin
C
warum
D
was

Slide 10 - Quizvraag

______ sind Sie ? Ich bin Frau Wöhler.
A
wie
B
wann
C
wer
D
warum

Slide 11 - Quizvraag

Haben und sein

Slide 12 - Tekstslide

Ik
jij 
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
U
ihr 
er
Sie 
wir 
sie (enkelvoud)
du
sie (meervoud)
es
ich 

Slide 13 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 14 - Sleepvraag

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 15 - Sleepvraag

du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 16 - Quizvraag

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 17 - Quizvraag

Agnes und Martin .............
A
seid
B
sind
C
bist
D
ist

Slide 18 - Quizvraag

Das Kind ............
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 19 - Quizvraag

Warum ............. Sie hier?
A
seid
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 20 - Quizvraag

Es .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat

Slide 21 - Quizvraag

Du .................... (sein)
A
bist
B
bin
C
ist

Slide 22 - Quizvraag

Ihr .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe

Slide 23 - Quizvraag

Ich .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
D
hat

Slide 24 - Quizvraag

Ich ........... 14 Jahre alt
A
habe
B
bin

Slide 25 - Quizvraag

Wir ................. einen Hund
A
sind
B
haben

Slide 26 - Quizvraag

Mein Freund ............. ein Haus
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 27 - Open vraag

Was ............ deine Handynummer ?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 28 - Open vraag

Warum .......... du jetzt in Hamburg?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 29 - Open vraag

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 30 - Open vraag

"haben"
............... du Zeit für mich?

Slide 31 - Open vraag

"sein"
Ich kenne dich nicht, wer ........... du?

Slide 32 - Open vraag

Het woordje "werden" betekent "worden" en ....................

Slide 33 - Open vraag

"werden"
Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
habe
B
bin
C
werde

Slide 34 - Quizvraag

"sein"
.................. ihr müde?

Slide 35 - Open vraag

"haben"
Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 36 - Open vraag

"sein"
Nando, wo...............du?

Slide 37 - Open vraag

"werden"
Nein, wir ............... nie zurückommen.

Slide 38 - Open vraag

"haben"
.............. ihr schon Ferien?

Slide 39 - Open vraag

"sein"
.............. Sie schon wieder krank?

Slide 40 - Open vraag

"sein"
Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 41 - Open vraag

" werden"
Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
habt
D
seid

Slide 42 - Quizvraag

"haben"
Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 43 - Open vraag

"sein"
Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 44 - Open vraag

"werden"

.............. du morgen 10 oder 14 ?
A
wirdst
B
wirst
C
bist
D
hast

Slide 45 - Quizvraag

"werden"
Frau Meier, wie alt .............Sie nächste Woche?
A
sind
B
werden
C
haben
D
wirst

Slide 46 - Quizvraag

"werden"
Wir .......... den Lehrer um Hilfe bitten.
A
haben
B
sein
C
werden

Slide 47 - Quizvraag

"werden"
Mit wem ............... ihr nach Hamburg gehen?

Slide 48 - Open vraag

Das .......... ihr gut gemacht!(haben)

Slide 49 - Open vraag

0

Slide 50 - Video

0

Slide 51 - Video