TENER y repaso SER

Hola hola
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hola hola

Slide 1 - Tekstslide

Programa de hoy 
  • Herhaling van de persoonlijke voornaamwoorden
  • Herhaling van het werkwoord SER
  • Nieuw werkwoord: TENER (=hebben)


Slide 2 - Tekstslide

Los pronombres personales

Slide 3 - Tekstslide

Repaso: Weet jij de pronombres personales nog in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. Doe daarna hetzelfde met de rode kaartjes.
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 4 - Sleepvraag

Het werkwoord SER
Wat betekent ser ?
Hoe vervoeg je ser ?
Wanneer/hoe kun je ser gebruiken?

Slide 5 - Tekstslide

Ser
                  Ser = zijn



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Soy
Eres
Es
Somos
Sois
Son

Slide 6 - Tekstslide

Ser
wat/wie
Soy Maria / Mi padre es profesor
hoe/karakter (permanente eigenschappen)
Juan ES inteligente y alto

Slide 7 - Tekstslide

Ser: Zijn
Ser: Zijn
yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
soy
 eres
 es
 somos
sois
son

Slide 8 - Sleepvraag

(Yo) _____ francesa
A
eres
B
es
C
soy
D
sos

Slide 9 - Quizvraag

Mi madre ____ graciosa
A
soy
B
es
C
somos
D
son

Slide 10 - Quizvraag

Mi hermano ______ inteligente
A
es
B
soy
C
eres
D
son

Slide 11 - Quizvraag

Mis amigos John y Lewis
_____ italianos
A
soy
B
sois
C
eres
D
son

Slide 12 - Quizvraag

Chicos, ¿vosotros ____ españoles?
A
son
B
somos
C
sois
D
eres

Slide 13 - Quizvraag

¡Hola! yo __________ Francis. 
Juan vive en España.
Él ___________ español. 
Ana y Carlos _______________ amigos. 
¿De dónde ___________ tú?
Nosotros _____ de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 14 - Sleepvraag

Het werkwoord TENER
  1. Wat betekent tener?
  2. Hoe vervoeg je tener?
  3. Wanneer/hoe kun je tener gebruiken?

Slide 15 - Tekstslide

Tener
Tener = hebben

Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 16 - Tekstslide

Tener:hebben
Tener: hebben
Yo
Él, ella, usted
 Nosotros
Vosotros
Ellos, ellas, ustedes
Tengo
Tienes
Tiene
Tenemos
Tenéis
Tienen

Slide 17 - Sleepvraag

TENER (Yo) _____ 13 años
A
tienes
B
tiene
C
tengo
D
tenéis

Slide 18 - Quizvraag

Mi hermana _____ ocho años
A
tienen
B
tienes
C
tengo
D
tiene

Slide 19 - Quizvraag

Mis padres _____ cuarenta años
A
tienen
B
tengo
C
tenemos
D
tiene

Slide 20 - Quizvraag

(Yo)_____ un perro, se llama Lassie
A
tienes
B
tenemos
C
tengo
D
tienen

Slide 21 - Quizvraag

Mi amigo ______ una casa grande
A
tenéis
B
tienes
C
tienen
D
tiene

Slide 22 - Quizvraag

Ellos .............
A
tiene
B
tienen
C
tenemos
D
tenéis

Slide 23 - Quizvraag

Nosotros ...............
A
tenéis
B
tienen
C
tenemos
D
tengo

Slide 24 - Quizvraag

Manuel y tú .................
A
tenemos
B
tienen
C
tenemos
D
tenéis

Slide 25 - Quizvraag

Zinnetjes
we gaan nu wat simpele zinnetjes vertalen

Slide 26 - Tekstslide

Vertaal het volgende zinnetje
"Ik ben 13 jaar oud"

Slide 27 - Open vraag

Mijn zus is 4 jaar oud

Slide 28 - Open vraag

Mijn ouders hebben een groot huis

Slide 29 - Open vraag

Ik heb een aardige moeder

Slide 30 - Open vraag

Mijn vader heeft een vriend

Slide 31 - Open vraag



Ik kan de werkwoorden "ser" en " "tener" goed vervoegen in het Spaans
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 32 - Poll

Practicamos 
Ga naar SOM, Vakken, Spaans en maak daar de 2 bookwidgets

Slide 33 - Tekstslide