H5 Oefenvragen bloedgroepen

5H Oefenvragen bloedgroepen
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5H Oefenvragen bloedgroepen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een bloedgroep?

Aanwezigheid van eiwit op de buitenkant van rode bloedcellen
Belangrijk bij bloedtransfusies

Lichaamsvreemd eiwit kan afweerreactie op gang brengen.

Slide 2 - Tekstslide

Welke bloedgroepen
zijn er?

Slide 3 - Woordweb

Bloedgroepen
A negatief, B negatief, AB negatief, 0 negatief (nul, niet O)
A positief, B positief, AB positief, 0 positief

Slide 4 - Tekstslide

Hoe heet zo'n eiwit op de buitenkant van een cel ook wel?
A
antistof
B
antigeen

Slide 5 - Quizvraag

Antwoord
Antigenen zijn eiwitten op de buitenkant van cellen.

de functie voor het lichaam maakt niet uit,
zolang ze uitsteken aan de buitenkant, kunnen ze gebruikt worden door het afweersysteem om uit te maken of ze bij jou horen of niet.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke antigenen

A
B

resusfactor
komt ook voor bij resusapen
wordt weergegeven met +

Slide 8 - Tekstslide

Alle bloedgroepen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welke bloedgroep antistoffen kan iemand met A- maken?
A
Anti-A en anti-resus
B
Anti-B en anti-resus
C
Alleen anti-A
D
Alleen anti-B

Slide 11 - Quizvraag

Antwoord
'Anti' in het antwoord, slaat hier op antistoffen. Er wordt ook gevraagd naar antistoffen!

Als je zelf alleen het antigeen A hebt, maak je antistoffen tegen de antigenen die vreemd zijn voor jou:
B en resus

Slide 12 - Tekstslide

Je maakt alleen antistoffen tegen 
antigenen die je zelf niet hebt!!

Slide 13 - Tekstslide

A/B versus resus
Antistoffen tegen A en B
vanaf de geboorte in het bloed!!
(Geen blootstelling nodig)

Antistoffen tegen resus
pas na blootstelling

Slide 14 - Tekstslide

Welke geheugencellen heb je vanaf de geboorte?
A
B-geheugencellen tegen A antigeen
B
B-geheugencellen tegen resus antigeen
C
T-geheugencellen tegen A antigeen
D
T-geheugencellen tegen resus antigeen

Slide 15 - Quizvraag

Antwoord
De B-lymfocyten maken de antistoffen.

Je hebt vanaf je geboorte B-lymfocyten die antistoffen produceren tegen de antigenen A en B (tenzij je natuurlijk zelf die antigenen hebt)

Slide 16 - Tekstslide

Bloedgroepbepaling

Slide 17 - Tekstslide


Julia laat testen welke bloedgroep ze heeft.
Ze nemen een druppel bloed en druppelen hier anti-A en anti-B in. Ze zien dat haar bloed klontert bij als er anti-B in komt, bij anti-A gebeurd er niets. Welke bloedgroep heeft ze?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 18 - Quizvraag

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B

Bloedgroep B maakt anti-A


Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 

Het bloed klontert als er anti-B in komt

Bij anti-A gebeurd er niets --> Haar bloed maakt dus zelf ook anti-A, dus heeft ze bloedgroep B.

Slide 19 - Tekstslide

Loes wil haar bloedgroep weten. Bij een bloedgroepbepaling gaat haar bloed klonteren bij anti-A, maar niet bij anti-B.
A
B
B
0
C
AB
D
A

Slide 20 - Quizvraag

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B 

Bloedgroep B maakt anti-A

Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 


Bij de bloedgroepbepaling van Loes gaat haar bloed klonteren bij anti-A, maar niet bij anti-B. Haar bloed maakt dus zelf ook anti-B. Dus heeft ze bloedgroep A en is ze resus negatief.

Slide 21 - Tekstslide

Thijs wil zijn bloedgroep weten.
Bij een bloedgroepentest is er bij geen enkele antistof klontering (anti-A, anti-B).
Wat is Thijs zijn bloedgroep?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 22 - Quizvraag

Uitleg

Bij de bloedgroepentest van Thijs is er bij geen enkele antistof klontering (anti-A, anti-B). 

Thijs maakt dus zelf ook anti-A en anti-B, dus heeft hij bloedgroep 0. 



Slide 23 - Tekstslide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigeen A
Antigeen B
Antigeen A en antigeen B
Geen antigenen

Slide 24 - Sleepvraag

Juist of onjuist?
Iemand met bloedgroep A
kan bloedgroep O krijgen.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Een persoon met bloedgroep B heeft een bloedtransfusie nodig.
Welke bloedgroep is mogelijk?
A
A
B
A en 0
C
O en B
D
A en B

Slide 26 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan alle
bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 27 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Iemand met bloedgroep B
kan bloedgroep AB ontvangen.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Link

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigeen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 30 - Quizvraag

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistof A
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 31 - Quizvraag

Bepaal de bloedgroep als er het volgende gebeurt:
Antistof-A erbij: klontering
Antistof-B erbij: klontering

A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 32 - Quizvraag

Uitleg
Bloedgroep                Maakt de antistoffen   
0                                   Anti-A en Anti-B

Anti-A en anti-B werden toegevoegd en ging klonteren. 
Bloedgroep 0 maakt antistoffen tegen anti-A en anti-B, dus is het bloedgroep 0.                  

Slide 33 - Tekstslide

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 34 - Quizvraag

Iemand met bloedgroep A- is gewond. Welk bloed kan hij ontvangen? Geef alle mogelijke bloedgroepen.

Slide 35 - Open vraag

Antwoord
Iemand met bloedgroep A-
kan antistoffen tegen B en resus maken

donorbloed mag dus geen B en geen resus bevatten
A-, 0- kan dus
alle + bloedgroepen niet
AB en B ook niet

Slide 36 - Tekstslide

Welke bloedgroep wordt ook wel de universele donor genoemd?
(kan aan iedereen bloed geven)
A
AB+
B
O-
C
AB-
D
O+

Slide 37 - Quizvraag

Antwoord
In het bloed van ontvangers kan antistof tegen
A, B en resus voorkomen.

Bloed wat je altijd kan geven, 
mag deze antigenen dus niet bevatten
0- heeft geen A, geen B en geen resus

Slide 38 - Tekstslide

In het ziekenhuis krijg je bij voorkeur bloed met je eigen bloedgroep. Waarom is dat?

Slide 39 - Open vraag

Antwoord
Als het goed is, is de verdeling van de bloedgroepen van de mensen die bloed nodig hebben, gelijk aan de verdeling van de bloedgroepen van mensen die bloed doneren (80% van beiden is bijvoorbeeld resuspositief).

Op deze manier kunnen ze in het ziekenhuis al het gedoneerde bloed gebruiken en treedt er niet snel een tekort op aan bloed met 1 bloedgroep.

Extra 0- bloed is natuurlijk wel wenselijk, voor als je geen tijd hebt om iemands bloedgroep te achterhalen.

Slide 40 - Tekstslide

Als het misgaat...
antistof tegen A en B antigenen is IgM
Zoek IgM op in BiNaS

Slide 41 - Tekstslide

Hoe ziet de antistof eruit die tegen antigenen op rode bloedcellen aangemaakt wordt?
A
B
C

Slide 42 - Quizvraag

Antwoord

In BiNaS 84K kun je de verschillende soorten antistof zien.
Ze hebben allemaal de basisvorm
die je hier rechts ziet,
alleen bij IgA zitten er 2 aan elkaar
en bij IgM zelfs 5! 

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Bij een verkeerde transfusie kan klontering optreden. Wat is het gevaar van klontering?

Slide 45 - Open vraag

Is bloedgroep B de bloedgroep van
de ontvanger of van de donor?

Wie heeft deze antistoffen gemaakt?
A
Donor heeft B antistoffen door donor
B
Donor heeft B antistoffen door ontvanger
C
Ontvanger heeft B antistoffen door donor
D
Ontvanger heeft B antistoffen door onvanger

Slide 46 - Quizvraag

Antwoord
Je ziet in het plaatje dat bloedcellen met bloedgroep B worden aangevallen. Je valt jezelf niet aan, dus dit zijn rode bloedcellen van de donor.

De antistoffen zijn van de ontvanger.
Donorbloed bevat vaak maar een kleine hoeveelheid antistoffen en meestal worden zelfs alleen rode bloedcellen gegeven, zonder plasma met antistoffen.

Slide 47 - Tekstslide

Iemand heeft resus-positief (Rh+) bloed.
Welk antigeen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcellen?
Kan hij resus-antistof maken?
A
wel resus-antigeen wel resus-antistof
B
wel resus-antigeen geen resus-antistof
C
geen resus-antigeen wel resus-antistof
D
geen resus-antigeen geen resus-antistof

Slide 48 - Quizvraag

Een resusbaby ontstaat als de moeder Rh- is en na een besmetting (bv. bij een eerdere bevalling) resusantistoffen heeft gemaakt. Deze antistoffen komen in het bloed van een volgend kind dat Rh+ is. De antistoffen breken het bloed van het kind af.
Op welke manier kan antistofvorming door de moeder, direct na de geboorte, worden tegen gegaan?
A
De moeder voor de geboorte vaccineren met een resusantigeen.
B
De moeder direct na de geboorte inspuiten met antistoffen.
C
De moeder tijdens de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.
D
De moeder voor de geboorte een bloedtransfusie geven met resusnegatief bloed.

Slide 49 - Quizvraag

Bij mensen die al heel veel transfusies hebben gehad, treedt soms klontering op bij transfusie met de correcte bloedgroep. De kans wordt groter bij elke transfusie. Hoe komt dat?

Slide 50 - Open vraag

Antwoord
Dit is een moeilijke inzichtvraag! Superleuk als je het snapt, niet zo erg als je het niet snapt.
De bloegroepindeling met A, B en resus berust op antigenen die bij een grote groep aanwezig is en de rest niet. Er zijn ook antigenen die slechts bij een heel kleine groep aanwezig is, en waar geen rekening mee wordt gehouden met transfusies. 
Stel iemand heeft het zeldzame antigeen F. Telkens als dat donorbloed gebruikt wordt, treedt bij de ontvanger afweer op. Dat is de eerste keer meestal geen probleem, omdat de antistof productie bij een blootstelling maar langzaam op gang komt. Vaak is het donorbloed dan allang afgebroken. Maar hierbij zijn wel geheugencellen gevormd! Bij een tweede transfusie met bloed met antigeen F worden zeer snel antistoffen gevormd, en wordt het donorbloed aangevallen.
Iemand die heel vaak bloed nodig heeft, zoals bijvoorbeeld bij sommige vormen van leukemie, bouwt steeds meer weerstand op tegen zeldzamere bloedantigenen. De kans dat de volgende zak donorbloed 1 van die antigenen bevat wordt steeds groter.
Op de volgende dia een link naar een website met een interessant artikel!

Slide 51 - Tekstslide