Grammatica: paragraaf 2 en 4

Grammatica: paragraaf 2 en 4
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Grammatica: paragraaf 2 en 4

Slide 1 - Tekstslide

Via welke 2 manieren kun je de persoonsvorm vinden in de zin?
A
De tijdproef
B
De vraagproef
C
Zonder proef
D
Op gevoel

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord is de pv?
Met zijn elektrische auto reed Menno in een half uur naar zijn werk.
A
Met zijn elektrische auto
B
reed
C
Menno
D
in een half uur

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord is de pv?
De buschauffeur heeft op het nippertje een aanrijding voorkomen.
A
De buschauffeur
B
voorkomen
C
heeft
D
op het nippertje

Slide 4 - Quizvraag

De zinsdelenproef.
Voor de persoonsvorm staat....zinsdeel.
A
1
B
3
C
2
D
geen

Slide 5 - Quizvraag

Om het onderwerp in een zin te vinden, stel je de vraag:
A
Wie + pv
B
Wie (of wat) + pv
C
Welk + pv
D
Waar + pv

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin?
De voetballers speelden in de eerste helft met maar tien man.
A
speelden
B
De voetballers
C
in de eerste helft
D
met maar tien man

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin?
Vorig jaar heeft de bibliotheek aan de Marktstraat een grote opknapbeurt gekregen.
A
Vorig jaar
B
de bibliotheek
C
de bibliotheek aan de Marktstraat
D
heeft

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Sinds kort gebruikt Marion deze zalf.
A
Marion
B
gebruikt
C
deze zalf
D
Sinds kort

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Het publiek begroet de presentator met luid applaus
A
Het publiek
B
publiek
C
begroet
D
met luid applaus

Slide 10 - Quizvraag