Herhaling Hoofdstuk 1

Herhaling Hoofdstuk 1
Industrie wereldwijd
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Hoofdstuk 1
Industrie wereldwijd

Slide 1 - Tekstslide

Klassikale uitleg
Opdracht per §

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke machine zorgde voor de start van de Industriële Revolutie?
A
De tractor
B
De katoenplukmachine
C
De Spinmachine
D
De Stoommachine

Slide 4 - Quizvraag

Welk voordeel heeft een stoommachine in vergelijking met spierkracht?
A
Stoommachines zijn groter.
B
Stoommachines kunnen overal neergezet worden.
C
Stoommachines worden minder snel moe.
D
Je hebt minder mensen nodig.

Slide 5 - Quizvraag

Waar bestond Nederland uit vóór de industrialisatie?
A
Akkerbouw en veeteelt
B
Huisnijverheid en industrie
C
Industrie en veeteelt
D
Huisnijverheid en landbouw

Slide 6 - Quizvraag

De eerste fabrieken werden gebouwd...
A
Op grote industrieterreinen
B
Bij snel stromende rivieren
C
Dichtbij de steden
D
In de kolonies

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
huisnijverheid, stoommachine, industrie, watermolens.
B
watermolens, huisnijverheid, industrie, stoommachine
C
watermolens, huisnijverheid, stoommachine, industrie
D
huisnijverheid, watermolens, stoommachine, industrie

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

wat is imperialisme?
A
gebieden veroveren om machtig te worden
B
handel drijven met andere landen
C
ontdekkingsreizen maken om nieuwe landen te vinden
D
in eigen land blijven om oorlog te vermijden

Slide 11 - Quizvraag

Waarom waren koloniën handig
A
Hier konden Europeanen grondstoffen halen
B
Hier waren grondstoffen en ontstonden nieuwe afzetmarkten
C
Hier ontstonden nieuwe afzetmarkten
D
Hier was ruimte voor europeanisering

Slide 12 - Quizvraag

Europeanisering betekent dat...
A
Europa kolonies kreeg
B
Europa met elkaar in oorlog ging
C
Europa hun cultuur over de wereld wilde verspreiden
D
Iedereen Europees mocht worden

Slide 13 - Quizvraag

Welk begrip staat voor de afschaffing van de slavernij (1814)?
A
Nationalisme
B
Absolutisme
C
Abolitionisme
D
Accelerationisme

Slide 14 - Quizvraag

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen land en volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Welke omschrijving hoort bij welke grondstof?
Kalksteen
Aardolie
Steenkool
Aardgas
Ontstaat uit plantenresten
Ontstaat uit plankton
Ontstaat uit aardolie of steenkool
Ontstaat uit samengeperste skeletjes van zeedieren
Carboon
Jura
Krijt

Slide 19 - Sleepvraag

Heeft Nederland altijd op dezelfde plek gelegen?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Heeft elk land dezelfde delfstoffen?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Klopt het dat Nederland alleen aardgas heeft?
A
Ja, Nederland heeft alleen deze grondstof
B
Nee, Nederland heeft ook andere grondstoffen

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoe heet de sector waar voedsel/grondstoffen uit de natuur worden gehaald?
A
Tertiair
B
Octiair
C
Secundair
D
Primair

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet de sector waar spullen worden geproduceerd?
A
Tertiair
B
Octiair
C
Secundair
D
Primair

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heet de sector waar mensen diensten verlenen?
A
Tertiair
B
Octiair
C
Secundair
D
Primair

Slide 27 - Quizvraag

vestigingsplaats-
factoren

Tertiaire
sector

dagbouw

Arbeids-
intensief

Slide 28 - Sleepvraag

Als het werk zwaar is en er zijn veel mensen nodig om het werk te verrichten dan noemen we dat
A
industrieel werk
B
welvaart
C
zelfvoorzienend
D
arbeidsintensief

Slide 29 - Quizvraag

Wat is kapitaalintensief?
A
Er is veel geld
B
Machines doen vooral het werk
C
Mensen doen vooral het werk
D
Intensieve samenwerking

Slide 30 - Quizvraag

In de primaire sector vinden we:
A
Landbouw, jacht en visserij
B
Landbouw, industrie en visserij
C
Landbouw, scholen en jacht
D
Landbouw, winkels, visserij en industrie

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video