Voorbereidende opdracht bij opdr. 4 'Dromen is niet eng'

Leesvaardigheid V5
'Dromen is niet eng' (tekst 5, NN p. 46 e.v.)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid V5
'Dromen is niet eng' (tekst 5, NN p. 46 e.v.)

Slide 1 - Tekstslide

Wat is jouw toekomstdroom?

Slide 2 - Woordweb

Wat is jouw ideaalbeeld van de toekomstige wereld?

Slide 3 - Woordweb

HUISWERK
  • Lees de tekst 'Dromen is niet eng' (p. 46-49) door. 
  • Schrijf de woorden en uitdrukkingen op die je niet begrijpt (ook niet op basis van de context). 
  • Maak de vragen NIET!

Slide 4 - Tekstslide

Lastige woorden
of uitdrukkingen

Slide 5 - Woordweb

Vraag 1
Hoe wordt de aandacht getrokken in dit artikel?
A
actualiteit
B
belang voor de lezer
C
voorbeeld
D
geschiedenis

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 2
Wat zou de middeleeuwer van het moderne Nederland vinden?

Slide 7 - Open vraag

Vraag 3
Leg in je eigen woorden uit waarom de auteur van 'geestelijke armoede' spreekt (alinea 3).

Slide 8 - Open vraag

Vraag 4
Lees alinea 5 nogmaals.
Wat vindt de auteur van John Gray en waar leid je dat uit af?

Slide 9 - Open vraag

Vraag 5
Lees alinea 56 nogmaals. Hoe verklaart de auteur het wantrouwen tegen utopieën?

Slide 10 - Open vraag

Vraag 6
In alinea 8 wordt een belangrijke ontwikkeling m.b.t. idealen beschreven. Beschrijf deze verschuiving in maximaal tien woorden.

Slide 11 - Open vraag

Vraag 7
In alinea 8 wordt een belangrijke ontwikkeling m.b.t. idealen beschreven. Beschrijf deze verschuiving in maximaal tien woorden.

Slide 12 - Open vraag

Vraag 8
'De bijbehorende ideologie durven ze bij de VVD nog "liberalisme" te noemen' (alinea 9). Waarom trekt de auteur dit 'liberalisme' in twijfel?

Slide 13 - Open vraag

Vraag 9
Lees alinea 9 nogmaals.
Waaruit kun je afleiden dat de auteur weinig positief denkt over de huidige samenleving/wereld?

Slide 14 - Open vraag

Vraag 10
Lees alinea 10-12 nogmaals.
Geef in maximaal tien woorden het verschil tussen de blauwdruk-utopie en de iconoclastische utopie weer.

Slide 15 - Open vraag

Vraag 11
'Maar in het ergste geval leiden ze tot massamoord, aldus de standaardriedel.' Noem twee voorbeelden uit de vorige eeuw waar deze achterdocht op gebaseerd zou kunnen zijn.

Slide 16 - Open vraag

Vraag 12
Noem twee positieve ontwikkelingen die aan utopisten te danken zijn.

Slide 17 - Open vraag

Vraag 13
Wat wil Rutger Bregman ons met dit stuk zeggen?

Slide 18 - Open vraag

Vraag 14
Tot welke tekstsoort behoort dit stuk?

Slide 19 - Open vraag

Vraag 15
Welke opvatting uit de hoofdtekst kom je ook tegen in tekstfragment 2?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video