Alle/allen, sommige/sommigen


Alle of allen?
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Alle of allen?

Slide 1 - Tekstslide

Met of zonder -n?
1.   Mick stond gisteren met zijn stripboeken op de boekenmarkt        en hij heeft ze alle verkocht.
2.  In de wachtkamer zaten zes patiënten die allen zenuwachtig        waren.
3.  Mevrouw Ooms stuurde kerstkaarten naar al haar neven en            nichten; ze heeft er dus vele verstuurd.
4.   Velen waren vorige week op de jaarlijkse familiebijeenkomst.
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer met -n?

alle - allen, vele - velen, enkele - enkelen, sommige - sommigen


- Zelfstandig gebruikt (dus zonder zn erachter) en verwijzend naar personen : Allen waren in het lokaal aanwezig; Sommigen mogen niet naar het feestje.

- Zelfstandig gebruikt bn die verwijzen naar personen: De roden wonnen de wedstrijd; De rijken beheersen de wereld.


Slide 3 - Tekstslide

De uitzondering
LET OP!

Wij hebben honderd leerlingen. Sommige lunchen op school.
(Achter 'sommige' kun je gewoon 'leerlingen' invullen: sommige leerlingen lunchen op school.)

Slide 4 - Tekstslide

Conclusie!
Let op bij telwoorden als enkele, vele, weinige, sommige:
- met -n -> als ze zelfstandig worden gebruikt en personen aanduidt:   
                      Allen waren uitgenodigd op het feestje.

-zonder -n -> als ze niet zelfstandig worden gebruikt of als ze geen                                                   personen  aanduiden:
                     Alle collega's waren uitgenodigd.
                     Van de oplossingen waren alle goed.

Slide 5 - Tekstslide

Beide of beiden?

... winkels gingen in dezelfde maand failliet.
A
Beide
B
Beiden

Slide 6 - Quizvraag

Beide of beiden?

Meron en Rashid zijn ... aanwezig bij de praktijklessen.
A
Beide
B
Beiden

Slide 7 - Quizvraag

Wil je een appel of een peer? Ik wil ....
A
beide
B
beiden

Slide 8 - Quizvraag

Onderdeel 5: alle of allen, beide of beiden

1. De leerlingen van de brugklas zijn ....... bevorderd.
A
alle
B
allen

Slide 9 - Quizvraag

Kies A of B :
De jongens waren boos. Ze hadden (...) op hun donder gekregen.
A
beiden
B
beide

Slide 10 - Quizvraag

Online werkblad
Maak het online werkblad dat staat op Google Classroom.

Slide 11 - Tekstslide