BG3 lesweek 6

BG3 lesweek 6


Bouwstenen verslag 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BG3MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

BG3 lesweek 6


Bouwstenen verslag 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tussen... 
  • Handicap = belemmering in het normale functioneren door stoornis
  • Stoornis = defect of ontbreken van orgaan of lichaamsfunctie
  • Beperking = vermindering van mogelijkheden (t.a.v. gedrag of activiteiten)
  • Aandoening = een afwijking van de gezonde toestand van lichaam of geest. Het is een overkoepelend begrip voor de verzameling van symptomen, syndromen, klinische tekens, ziekten, handicaps, letsels en vormen van RSI


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handicap
  • Bij een handicap gaat het om de nadelige positie van iemand met een beperking in de maatschappij. Een handicap is dus een participatieprobleem.
  • Door een stoornis of een beperking is iemand niet goed in staat om goed aan de samenleving deel te nemen.
  • Participatieproblemen kunnen zich voordoen op het gebied van scholing, arbeid, het sociale leven en vrijetijdsbesteding. Mensen met eenzelfde soort beperking kunnen dus in verschillende mate gehandicapt zijn.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stoornis
  • Een stoornis is een defect of het ontbreken van een orgaan of orgaanfunctie, rekening houdend met de leeftijd van de betrokkene.
  • Een stoornis is altijd objectief en kan vastgesteld worden door een arts of psycholoog.
  • Een zorgvrager met een stoornis heeft te maken met tekorten in het uitvoeren van vaardigheden. Het functioneren is verstoord.
  • Een stoornis kan optreden op het gebied van cognitie, zintuigen, taal, organen en ledematen.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beperking
  • Een beperking kan het gevolg zijn van een stoornis.
  • Beperkingen zijn de moeilijkheden die iemand heeft ten aanzien van gedrag of het uitvoeren van activiteiten.
  • Je kunt beperkingen tot op zekere hoogte compenseren met hulpmiddelen, zoals visuele en auditieve middelen, orthesen ( beugels, spalken en steunzolen), aanpassingen in en aan de woning, hulpmiddelen voor de mobiliteit.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verstandelijke beperking
Bij een verstandelijke beperking moet er sprake zijn van een aantoonbaar lager IQ ( lager dan 70-75) in combinatie met beperkingen op het gebied van: 
  • Conceptuele vaardigheden, zoals taal, lezen en schrijven;
  • Sociale vaardigheden, zoals de omgang en samenwerking met andere mensen, anderen begrijpen, regels kunnen volgen;
  • Praktische vaardigheden, zoals praktisch handelen, hulpmiddelen kunnen gebruiken, bijv. ADL-vaardigheden, werken, ontspannen, reizen, gezondheidsgedrag, gebruik van computer en telefoon.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verstandelijke beperking
In Nederland heeft bijna de helft van de mensen met een verstandelijke beperking een lichte verstandelijke beperking. Iets meer dan de helft heeft een matige tot ( zeer) ernstige verstandelijke beperking.
Indeling in functioneringsniveaus:
  • Mensen met een lichte verstandelijke beperking: IQ tussen de 50-55 en 70
  • Mensen met een matige verstandelijke beperking: IQ tussen 35/40 en 50/55
  • Mensen met een ernstige verstandelijke beperking: IQ tussen 20/25 en 35/40
  • Mensen met een diepe verstandelijke beperking: IQ lager dan 20/25
  • Mensen met een sterk gedragsgestoorde lichte verstandelijke beperking


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lichamelijke beperking
  • Een lichamelijke beperking is meestal een motorische beperking.
  • De zorgvrager wordt gehinderd in zijn handelingen en/of bewegingen. De mate van lichamelijk beperkt zijn is individueel bepaald. Er is dus geen eenduidige beschrijving te geven.

Er worden wel drie niveaus omschreven:
  1. Het menselijk functioneren in termen van lichamelijke functies en anatomische eigenschappen van het menselijke organisme ( bijv. spierfuncties)
  2. Activiteiten (bijv. lopen)
  3. Participatie (bijv. onderhouden van relaties).



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken lichamelijke beperking
  • Beperking t.g.v. hersenletsel, aangeboren of niet-aangeboren;
  • Aangeboren beperkingen, zoals spina bifida, niet-functionerende of ontbrekende lichaamsdelen;
  • Beperkingen door ziekte of aandoeningen, zoals multiple sclerose, cerebraal vasculair accident of spierdystrofie;
  • Beperkingen door ongevallen, zoals dwarslaesie.




Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BOUWSTEEN 7
Kennis, ervaring, opleiding.

Kennis is macht, althans voor bepaalde mensen. Zij denken dat hun bestaan op een hoger peil komt als ze over veel kennis beschikken. Anderen hechten daar geen bijzondere waarde aan

Slide 10 - Tekstslide

Gezamenlijk kijken naar het meetmoment zoals op IL staat.

BOUWSTEEN 8
Persoonlijke levensgeschiedenis.

Wat je in het verleden hebt meegemaakt, werkt door in je dagelijkse en toekomstige leven. Er zijn mensen die helemaal vanuit hun eigen verleden leven. Anderen hebben juist een duidelijke streep onder hun verleden gezet.


Slide 11 - Tekstslide

Gezamenlijk kijken naar het meetmoment zoals op IL staat.

BOUWSTEEN 9
Waarden, normen en tradities.

Ieder mens houdt er bepaalden normen en waarden op na. De een houdt heel sterk vast aan bepaalde normen en tradities, terwijl de ander tamelijk makkelijk nieuwe normen hanteert. Sommige mensen gaan met hun tijd mee, andere niet.


Slide 12 - Tekstslide

Gezamenlijk kijken naar het meetmoment zoals op IL staat.

Bouwstenen verslag
Ga aan de slag met je meetmoment.


Gebruik ook je boek 'Communicatie en 
Ondersteunen' module 3 hoofdstuk 2

Slide 13 - Tekstslide

Gezamenlijk kijken naar het meetmoment zoals op IL staat.