SHV 22 september

Wat gaan we doen vandaag?
  • Theorie plus quiz 2.1 t/m 2.3 taalverzorging
  • PowerPoint CV
  • Cv's van elkaar beoordelen aan de hand van het beoordelingsformulier.
  • Hiermee klaar? --> beginnen aan opdrachten NU Nederlands motivatiebrief. 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
  • Theorie plus quiz 2.1 t/m 2.3 taalverzorging
  • PowerPoint CV
  • Cv's van elkaar beoordelen aan de hand van het beoordelingsformulier.
  • Hiermee klaar? --> beginnen aan opdrachten NU Nederlands motivatiebrief. 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe moest het ook alweer?: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1. Hele werkwoord, bijvoorbeeld vinden. 
2. Haal -en er vanaf; dan heb je de stam: vind
3. Hij (.........) dat het korter moet. (vinden)

-------------------------------------->>>>

Gebruik een vorm van het werkwoord lopen om te horen of er een -t achter de -ik vorm komt-> hij loopt, dus ook: hij vindt
                                          

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?
A
Je verandert de zin naar een andere tijd.
B
Je kijkt naar de andere werkwoorden in de zin.
C
Je maakt een vraagzin.
D
kies alle werkwoorden behalve de voltooid deelwoorden

Slide 3 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm van 'vervelen' in

Deze film ......... nooit.

Slide 4 - Open vraag

(verhuizen)
Eric ........ de spullen naar een nieuwe werkplek.

Slide 5 - Open vraag

De ballon (belanden) in de boom.

Slide 6 - Open vraag

De kip (broeden) al 2 weken.

Slide 7 - Open vraag

Ik (aanvaarden) jouw voorstel.

Slide 8 - Open vraag

Hij (aanvaarden) het niet.

Slide 9 - Open vraag

(vinden)......u het goed als ik straks even op bezoek (komen............? (tegenwoordige tijd)
A
vind, kom
B
vindt, kom
C
vind, komt
D
vindt, komt

Slide 10 - Quizvraag

Persoonsvorm in de verleden tijd
Je maakt de verleden tijd door achter de ik-vorm -de(n) of te(n) te zetten: 
enkelvoud:                             ik vorm+te-----> ik fiets+ te
                                                    ik vorm+de----> Rens antwoord +de
meervoud:                             ik vorm+ten---> wij wacht +ten
                                                    ik vorm+den--> Pien en Bo wandel+den


Slide 11 - Tekstslide

't ex-fokschaap (verleden tijd)
Meestal hoor je wel of je -te(n) of -de(n) moet gebruiken. Twijfel je? Gebruik de letters t x f k s ch en p uit 't ex-fokschaap:
1. bepaal wat het hele werkwoord is (bijv wachten)
2. haal -en van het werkwoord af (=wacht)
3. de laatste medeklinker die overblijft, zoek je op in 't ex-fokschaap (=t)
4. staat de medeklinker in 't ex-fokschaap? --> ik vorm+te(n) (=wachtte)

Als de medeklinker niet in 't ex-fokschaap staat--> ik vorm+de (n)

Slide 12 - Tekstslide

De dief (melden) zich bij de politie.
A
meld
B
melde
C
meldde
D
mold

Slide 13 - Quizvraag

Ik (laden) gisteren mijn telefoon op, maar toen (ontploffen) hij.
A
laade, ontplofte
B
laadde, ontplofte
C
laadde, ontplofde
D
lade, ontplofte

Slide 14 - Quizvraag

Gisterochtend......de chefkok het vlees en de vis voor de barbecue van vanavond. (kruiden)
A
kruiden
B
kruidde
C
kruide

Slide 15 - Quizvraag

Vorige week heeft de officemanager van het ontwerpbureau voor alle afdelingen nieuwe kantoorartikelen.....(bestellen).
A
bestelt
B
besteld
C
bestelde

Slide 16 - Quizvraag

Omdat de wond erg......, verwees de huisarts haar naar het ziekenhuis (bloeden).
A
bloedt
B
bloed
C
bloedde
D
bloeden

Slide 17 - Quizvraag

Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
met 't kofschip of 't sexy fokschaap
B
op gevoel
C
ik-vorm of ik-vorm + t
D
stam + t

Slide 18 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(Worden) ... toch eens volwassen!
A
Word
B
Wordt
C
Werd
D
Worden

Slide 19 - Quizvraag

Onze kat (lijden) aan een zeldzame ziekte.
Persoonsvorm verleden tijd =
A
lijdde
B
lijdt
C
leed
D
leedt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 21 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Slide 22 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 23 - Quizvraag

Voltooid deelwoord 
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden heeft soms een klankverandering en eindigt vaak op -en: gezwommen, begonnen, gelezen.

Bij de zwakke werkwoorden hoor je vaak aan de verleden tijd of je 't' of 'd' gebruikt. Maak het woord langer: het is gebeurd, want gebeurde (je hoort 'd')

Slide 24 - Tekstslide

Vervolg voltooid deelwoord
Twijfel je? Haal -en af van het hele werkwoord= de stam:
  • Staat de laatste letter in 't ex-fokschaap?: Gebruik -t
  • Is dat niet zo: gebruik -d

Voorbeeld:  gedurft of gedurfd? ---> durven: 'v' hoort niet bij 't ex-fokschaap, dus gedurfd

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zinnen?

Slide 26 - Tekstslide

Ik heb gisteren met de hond gewandeld.

Slide 27 - Open vraag

Mijn oma heeft vroeger veel te veel gesnoept.

Slide 28 - Open vraag

Voltooid deelwoord
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van schrobben?
A
geschrobt
B
geschrobd
C
geschrobben

Slide 30 - Quizvraag

Thierry heeft de omlijsting gisteren......(verven)
A
geverft
B
geverfd
C
verven
D
verft

Slide 31 - Quizvraag

CV PP 

Slide 32 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Beoordelen van elkaars CV en vervolgens CV inleveren via TEAMS of L.vanhalst@zadkine.nl
  • Opdrachten motivatiebrief maken in NU Nederlands: opdracht 3 en 4 van 2.7 sollicitatiebrief en CV (onderdeel schrijven) 

Slide 33 - Tekstslide

Volgende week
  • 2.4 werkwoordspelling
  • Theorie Motivatiebrief---> voldoet mijn motivatiebrief? 

Slide 34 - Tekstslide