Thema 6 Ecologie en duurzaamheid oefenvragen





Thema 6 ecologie en duurzaamheid
bvj  leerjaar 2
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les





Thema 6 ecologie en duurzaamheid
bvj  leerjaar 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat is ecologie?
A
studie van relaties tussen organismen en hun milieu
B
invloeden van de levende natuur
C
invloeden van de levenloze natuur
D
leefomgeving van een organisme

Slide 2 - Quizvraag


Welke factoren zijn abiotisch?
A
regenbui, zandbodem, struikgewas
B
regenbui, zandbodem, wind
C
struikgewas, virussen, predatoren
D
predatoren, virussen, wind

Slide 3 - Quizvraag

In welk onderdeel van de voedselketen komen carnivoren voor?
A
Producenten
B
Reducenten
C
Consumenten
D
Carnicenten

Slide 4 - Quizvraag

Wat klopt betreft consumenten?
A
Consumenten hebben verschillende ordes
B
Consumenten maken zuurstof
C
Consumenten eten alleen planten
D
Consumenten bestaan uit schimmels.

Slide 5 - Quizvraag

Welke pijl ontbreekt in deze voedselkringloop?
A
Consumenten naar producenten
B
Producenten naar reducenten
C
Producenten naar consumenten
D
Producenten naar producenten

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet deze kringloop?

Slide 7 - Open vraag

Hoe worden alle abiotische factoren in een ecosysteem genoemd?

Slide 8 - Open vraag

Welke voedingsstof wordt in de stikstofkringloop opgebouwd en afgebroken?

Slide 9 - Open vraag

Wat is kenmerkend voor de samenlevingsvorm mutualisme?
A
Het ene organisme heeft voordeel en het andere geen nadeel
B
Beide organismen hebben voordeel van elkaar
C
Het ene organisme heeft voordeel en het andere nadeel.
D
Het ene organisme heeft geen voordeel en het andere nadeel.

Slide 10 - Quizvraag

Hoe wordt de samenlevingsvorm genoemd waarbij de één voordeel en de ander geen voordeel en geen nadeel heeft?

Slide 11 - Open vraag

Hoe noem je een als in de landbouw op grote stukken grond landbouw wordt bedreven?
A
Uitputting
B
Biologische landbouw
C
Monocultuur
D
Bodemvervuiling

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een goede uitleg betreft een voedselweb
A
Dat zijn verschillende organismen die in een gebied leven
B
Dat zijn meerdere voedselketens in een gebied die onderling ook weer een bepaalde connectie hebben
C
Dat zijn verschillende dieren die met elkaar in relaties staan doordat ze kunnen paren.
D
Dat zijn de organismen in een koolstogkringloop

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de 5 niveaus van de ecologie van klein naar groot?
A
individu, populatie, levensgemeenschap, ecosysteem, biosfeer
B
levensgemeenschap, individu, populatie, ecosysteem, biosfeer
C
populatie, individu, levensgemeenschap, biosfeer, ecosysteem.
D
individu, levensgemeenschap, populatie, ecosysteem, biosfeer.

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noem je een weergave van het energieniveau in een voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselkringloop
C
Voedselpiramide
D
Voedselnet

Slide 15 - Quizvraag

De pijl in een voedselketen/-web betekent.......
A
"heeft gegeten"
B
"gaat eten"
C
"eet"
D
"wordt gegeten door"

Slide 16 - Quizvraag

Drie schakels zijn in de afbeelding niet ingevuld. Welke van de volgende dieren kan in schakel 1 thuishoren?
A
Garnaal
B
kaaimankrokodil
C
algen

Slide 17 - Quizvraag

Afvaleters behoren tot de reducenten
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

In welke schakel van deze voedselpiramide van aantallen
is de biomassa het grootst?
A
havik
B
koolmees
C
rups
D
eik

Slide 19 - Quizvraag

Kikkervisjes eten alleen de organismen die in schakel 1 thuishoren.
Tot welke groep horen de kikkervisjes?
A
Carnivoren
B
Herbivoren
C
Omnivoren

Slide 20 - Quizvraag

Kikkervisjes eten alleen de organismen die in schakel 1 thuishoren.
Tot welke groep horen de kikkervisjes?
A
vleeseters
B
planteneters
C
alleseters

Slide 21 - Quizvraag

Welk organisme in de afbeelding hiernaast is een consument van de tweede orde?
A
Konijn
B
paardenbloem
C
wezel

Slide 22 - Quizvraag

Welke poot in de afbeelding hiernaast is afkomstig van een loopvogel?
A
poot 1
B
poot 2
C
poot 3
D
poot 4

Slide 23 - Quizvraag

Tot welke vak behoren bacteriën?
A
vak 1
B
vak 2
C
vak 3

Slide 24 - Quizvraag

Tot welk vak behoren afvaleters die van dode panda's leven?
A
vak 1
B
vak 2
C
vak 3

Slide 25 - Quizvraag

Tot welke cirkel behoort bamboe?
A
cirkel P
B
cirkel Q
C
cirkel R

Slide 26 - Quizvraag

Bij welke pijl(en) is er sprake van fotosynthese?
A
pijl 1, 2, 3, 6
B
pijl 1, 2, 6
C
pijl 1, 2
D
pijl 3

Slide 27 - Quizvraag

Bij welke pijl(en) is er sprake van verbranding?
A
pijl 1, 2, 3, 6
B
pijl 1, 2, 6
C
pijl 1, 2
D
pijl 3

Slide 28 - Quizvraag

Hoe noem je organismen die zich niet voeden met andere organismen?

Slide 29 - Open vraag

Welke pijl geeft verbran-
ding door bacteriën en
schimmels weer?
A
2
B
4
C
6
D
9

Slide 30 - Quizvraag

In deze omgeving is de maximumtemperatuur
om te overleven
A
17 graden
B
25 graden
C
33 graden

Slide 31 - Quizvraag

Hoe wordt deze ophoping van gifstoffen genoemd?

Slide 32 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van concurrentie?
A
Een groep leeuwen die samen jagen op een prooi
B
Bij olifanten is het oudste vrouwtje de baas
C
Bij zwanen blijven een mannetje en vrouwtje hun hele leven bij elkaar
D
Solitaire leeuwen jagen op hun eigen prooi.

Slide 33 - Quizvraag

Bij het onderhoud van wegen werkt men tegenwoordig zo dat er meer soorten planten in de bermen komen. Veel mensen vinden dat mooier. Meer soorten planten heeft nog een voordeel. Daardoor neemt namelijk ook de biodiversiteit aan dieren toe, zoals bijvoorbeeld aan vlinders.
Noteer twee redenen waardoor een grotere variatie aan planten in de berm zorgt voor een toename in de biodiversiteit van dieren.

Slide 34 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van uitputting?
A
Een deel van stikstof uit mest komt in het grondwater terecht.
B
Chemische bestrijdingsmiddelen beschermen voedingsgewassen tegen insectenvraat.
C
In de landbouw wordt op grote stukken grond elk jaar hetzelfde gewas verbouwd.

Slide 35 - Quizvraag

Bij extreme droogte kan zout water de rivieren instromen en vermengen met zoet water. Hoe noem je dit?

Slide 36 - Open vraag

Welke van deze gassen behoort NIET tot de broeikasgassen?
A
stikstof
B
methaan
C
waterdamp
D
koolstofdioxide

Slide 37 - Quizvraag

EINDE VAN DE QUIZ!!

Slide 38 - Tekstslide