Toets

• SWB
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Werken langs de weg kan gevaarlijk zijn. Auto’s rijden snel en zien je soms niet. Het is dan belangrijk dat..

1. je warm gekleed bent.
2. je een helm draagt.
3. je een opvallend veiligheidshesje draagt.

Je werkt met harde geluiden, dit kan pijn doen aan je oren. Wat kun je het beste dragen?

1. Een beschermde bril.
2. Gehoorbescherming.
3. Een helm.

Je bent op een bouwplaats. Er valt een stelling om. Wat doe je voor je de bouwplaats opgaat?

1. Een helm op doen.
2. Een veiligheidsbril dragen.
3. Een speciaal pak dragen.

Er is een vlam in de pan. Wat kun je dan het beste doen?

1. Met water blussen.
2. Een blusdeken op de pan leggen.
3. Met een poederblusser blussen.

Je zet een trap op een scheve vloer. De trap wankelt als je erop wilt stappen. Waarom is dit niet verstandig?

1. Je baas kan je ontslaan.
2. Je werkt niet veilig. Er kunnen ongelukken gebeuren.
3. Je bent niet verzekerd.

Je slijpt een stuk metaal. Wat kun je het beste doen voor je eigen veiligheid?

1. Veiligheidshandschoenen aandoen.
2. Een veiligheidsbril dragen.
3. Zowel A als B zijn goed.

Je werkt met gevaarlijke stoffen. Waar moet je op letten?

1. Je moet voorzichtig doen.
2. Je moet weten wat voor gevaarlijke stof het is.
3. Je moet weten wat voor gevaarlijke stof het is en je moet het juiste persoonlijk beschermingsmiddel (PBM) dragen.