Herhalen werkwoorden (regelmatige werkwoorden)

Persoonlijk voornaamwoorden

Werkwoord ser 
Regelmatige werkwoorden
(verbos regulares en el presente)

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk voornaamwoorden

Werkwoord ser 
Regelmatige werkwoorden
(verbos regulares en el presente)

Slide 1 - Tekstslide

Objetivos de la clase/ Lesdoelen


Aan het einde van de les kun je:
  • de persoonlijk voornaamwoorden in Spaans herhalen.
  • weten hoe je regelmatige werkwoorden in het Spaans vervoegt.
  • zinnen maken in het Spaans met regelmatige werkwoorden (Groepen).

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Stappen om te vervoegen
  • Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie: -ar -er of -ir
  • Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen
  • plaats de bijbehorende uitgang achter de stam
Maak werkblad 1 TM 4

Slide 7 - Tekstslide


hablar (praten), escuchar (luisteren) bailar (dansen) 
caminar (lopen)
estudiar (leren)
llegar (aankomen) tocar (muziek spelen) 
trabajar (werken)
viajar (reizen)
cerrar (dicht doen)
saltar (springen)
comprar (kopen)
buscar (zoeken)
mirar (bekijken)
pasar (langskomen)
cantar (zingen)
llevar (dragen)

leer (lezen)
aprender (leren)
beber (drinken)
comer (eten)
vender (verkopen)

vivir (wonen)
abrir (open maken)
escribir (schrijven)
repetir (herhalen)
servir (serveren)
Regelmatige werkwoorden
-ar, -er, -ir
      -ar                -er                  -ir
Betekenis van werkwoorden uit je hoofd leren.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 10 - Sleepvraag

Sleep de -ER werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un libro en el salón.
1. Tú.............paella.
2. Pedro.............en la cocina.
5. Nosotros..................un café y un refresco.
4. Carlos y tú............holandés.
6. Juan y María .......................francés.
leo
comes
come
aprendéis
bebemos
aprenden

Slide 11 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
CORREMOS
VENDEN
APRENDEMOS
VENDÉIS
BEBE
COMEMOS
VENDO
APRENDEN
COME
CORRE
BEBÉiS

Slide 12 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 13 - Sleepvraag

Sleep de -AR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo...................perfectamente el inglés.
1. Tú...............la salsa y el flamenco.
2. Pedro.............música española en su dormitorio.
5. Nosotros..................bien.
4. Carlos y tú .............por el parque.
6. Juan y María .......................en la escuela.
hablo
bailas
escucha
camináis
cantamos
estudian

Slide 14 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
CORREMOS
VENDEN
APRENDEMOS
VENDÉIS
BEBE
COMEMOS
VENDO
APRENDEN
COME
CORRE
BEBÉiS

Slide 15 - Sleepvraag

Sleep de -ER werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un libro en el salón.
1. Tú.............paella.
2. Pedro.............en la cocina.
5. Nosotros..................un café y un refresco.
4. Carlos y tú............holandés.
6. Juan y María .......................francés.
leo
comes
come
aprendéis
bebemos
aprenden

Slide 16 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
ABRO
ESCRIBIMOS
ABREN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE

Slide 17 - Sleepvraag

Sleep de -IR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un correo electrónico.
1. Tú.............la puerta.
2. Pedro.............en Barcelona.
5. Nosotros..................en Helmond.
4. Carlos y tú............en el salón.
6. Juan y María......un Whatsapp a sus amigos.
escribo
abres
vive
discutís
vivimos
escriben

Slide 18 - Sleepvraag

PUEDES... = je kunt... en WAAR?
1. dansen
2. zingen
3. skiien
4. leren
5. praten
6. doen/maken
7. gaan

8. spelen
9. lezen
10. rijden
11. zwemen
12. wandelen
13. schatsen
14. uitgaan

15. aanraken/instru-ment spelen
16. nemen
17. zien
18. reizen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide