Hoe spel je dat? tweeklanken - vocalen
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ik kom te ... naar school.
A
vout (M)
B
voet (V)
Slide 2 - Quizvraag
De ring is ... .
A
duur (R)
B
doer (K)
Slide 3 - Quizvraag
De ouders ... met hun kind.
A
wandelt (R)
B
wandelen (O)
Slide 4 - Quizvraag
Mijnheer, Heeft ... een hond?
A
uw (E)
B
u (U)
Slide 5 - Quizvraag
Wij ... elke dag naar de les.
A
kommen (I)
B
komen (W)
C
kom (O)
D
komt (S)
Slide 6 - Quizvraag
Ik doe ... op mijn frieten.
A
zuut (K)
B
zoet (I)
C
zout (E)
D
ziet (O)
Slide 7 - Quizvraag
Mijn hond loopt ... .
A
bieten (K)
B
boeten (S)
C
buiten (N)
D
buuten (R)
Slide 8 - Quizvraag
Wij ... ... in het park.
A
af spreken (M)
B
spreeken af (K)
C
sprekken af (L)
D
spreken af (Z)
Slide 9 - Quizvraag
Dat is jammer.
Het ... me
Het ... me
A
spijt (I)
B
speet (R)
C
speit (K)
D
spet (T)
Slide 10 - Quizvraag
Zij ... ... met haar man.
A
mee rijd (R)
B
Rijd mee (U)
C
mee trijdt (A)
D
rijdt mee (J)
Slide 11 - Quizvraag
Het kind ... zijn schoen ... .
A
doet zijn schoen aan (N)
B
aandoet zijn schoen. (B)
C
doet zijn schoen aandoen (W)
D
aandoet zijn schoen aan. (M)
Slide 12 - Quizvraag
Zij zorgt voor 2 ... .
A
baby's (S)
B
babie's (D)
C
babis (E)
D
beebies (V)
Slide 13 - Quizvraag
Ik heb 2 ...
A
parrapluus (F)
B
paraplus (H)
C
parraplu's (P)
D
paraplu's (U)
Slide 14 - Quizvraag
Ik ... aan mijn vriend.
A
denk (P)
B
dengk (Z)
C
deink (F)
D
deingk (S)
Slide 15 - Quizvraag
De student ... op de vraag.
A
antword (H)
B
antwoord (V)
C
antwoordt (E)
D
antwoort (K)
Slide 16 - Quizvraag
De llatste letter = R
Noteer de zin.
Noteer de zin.
