De Romeinen (paragraaf 4.4 en 4.5)

                           De Romeinen 
               Deel 2 - paragraaf 4.4 en 4.5
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

                           De Romeinen 
               Deel 2 - paragraaf 4.4 en 4.5

Slide 1 - Tekstslide

                           Wat gaan we vandaag doen?


1. Paragraaf 4.4 herhalen (de opkomst van het christendom)


2. Paragraaf 4.5 herhalen (Romeinen en Germanen)

Slide 2 - Tekstslide

                               Voorkennis activeren 


- 10 meerkeuzevragen.


- 20 seconden per vraag.


- Klik het juiste antwoord aan in LessonUp. 

Slide 3 - Tekstslide

1. Wie was Jezus van Nazareth?
A
Een christelijke prediker
B
Een islamitische prediker
C
Een Romeinse prediker
D
Een Joodse prediker

Slide 4 - Quizvraag

2. In het Romeinse rijk mocht je alles geloven zolang je maar:
A
De keizer en de staatsgoden vereerde
B
De monotheistische Romeinse godsdienst aanhing
C
Groot ontzag had voor de keizer
D
Belasting betaalde aan de Romeinse overheid

Slide 5 - Quizvraag

3. Welke Romeinse keizer stopte de bestrijding van de Christenen?
A
Hadrianus
B
Constantijn
C
Augustus
D
Tiberius

Slide 6 - Quizvraag

4. Hoe noem je de leider van een kerkprovincie?
A
Abt
B
Non
C
Bisschop
D
Paus

Slide 7 - Quizvraag

5. Hoe noem je de leider van de hele Rooms-Katholieke kerk?
A
Premier
B
Novice
C
Monnik
D
Paus

Slide 8 - Quizvraag

6. Hoe noemden de Romeinen de volkeren ten noorden en oosten van de Rijn?
A
Kelten / Galliërs
B
Germanen
C
Anglicanen
D
Bataven

Slide 9 - Quizvraag

7. Hoe noemden de Romeinen de volkeren ten zuiden en westen van de Rijn?
A
Kelten / Galliërs
B
Germanen
C
Anglicanen
D
Bataven

Slide 10 - Quizvraag

8. Waardoor kon het Romeinse rijk niet verder uitbreiden?
A
De Germanen vochten overtuigend terug
B
De Kelten / Galliërs vochten overtuigend terug
C
De Anglicanen vochten overtuigend terug
D
De Bataven vochten overtuigend terug

Slide 11 - Quizvraag

9. Het Romeinse rijk werd in 395 n.C. in twee delen gesplitst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

10. Aan welk deel van het Romeinse rijk kwam in 476 n.C. een einde?
A
Het West-Romeinse rijk
B
Het Oost-Romeinse rijk

Slide 13 - Quizvraag

                            4.4: De opkomst van het christendom


De joden leefden in Judea (Israël / Palestina). 

Na joodse opstanden werd hun tempel gesloopt, en mochten ze niet meer in Jeruzalem komen. 

Groepen joden kwamen overal in het Romeinse rijk en daarbuiten terecht. 

Joden hielden vast aan hun geloof en bouwden synagogen. 

Slide 14 - Tekstslide

                                       Een synagoge

Slide 15 - Tekstslide

Vraag

Over welke verandering gaat bron 16?

Slide 16 - Tekstslide

                                          Antwoord 


Vreemdelingen die in Rome woonden verloren vanaf de 2e generatie hun binding met hun vaderland en gingen op in de samenleving van Rome. 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag

Over welke continuïteit bij joden gaat de bron?

Slide 18 - Tekstslide

                                         Antwoord


Joden bleven leven volgens de regels van hun voorouders, en bleven bij elkaar in hun wijken wonen.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag

Leg uit welke mening Romeinen hadden over de joodse houding. 

Slide 20 - Tekstslide

                                          Antwoord 


Ze vonden het verkeerd dat joden zich bewust afsloten van andere mensen. 

Slide 21 - Tekstslide

4.4: De opkomst van het christendom

Jezus van Nazareth zou door Judea hebben getrokken. Hij was een joodse prediker

Hij wilde dat mensen zorgden voor hun zwakke medemensen. 

Volgens de Romeinen was hij een opstandeling. Hij werd gekruisigd. 

Slide 22 - Tekstslide

4.4: de opkomst van het christendom

Volgelingen van Jezus geloofden dat hij was gestorven om de mensen te verlossen van hun zonden. 

Voor aanhangers zou er een hemel zijn in het hiernamaals. 

Volgens hen zou Jezus niet alleen joden verlossen, maar alle mensen. 

Ze noemden hem Christus: zo ontstond het christendom. 

Slide 23 - Tekstslide

4.4: de opkomst van het christendom

Christelijke predikers reisden rond om mensen tot christen te bekeren. 

Het christendom werd een populaire godsdienst. 

Ze werden gewantrouwd, want ze weigerden de keizer en staatsgoden te vereren. 

Ze kregen de schuld van oorlogen, honger en ziektes. 


Slide 24 - Tekstslide

           Vraag

Keizers zagen de christenen als een bedreiging van de Romeinse staat.

Waren ze dat volgens de bron? Waarom?

Slide 25 - Tekstslide

                                          Antwoord 


Ja. Ze waren tegen de staatsgoden en presenteerden hun geloof als een onbegrensd geloof voor alle mensen. 

Slide 26 - Tekstslide

4.4: de opkomst van het christendom 

Duizenden christenen werden opgepakt, gemarteld en gedood. 

Keizer Constantijn gaf christenen godsdienstvrijheid. 

Keizer Theodosius maakte van het christendom de staatsgodsdienst.

Later werden andere godsdiensten, behalve het jodendom, verboden. 

Slide 27 - Tekstslide

Waarom waren de keizers Constantijn en Theodosius zo belangrijk voor het Christendom? Leg het per keizer uit.

Slide 28 - Open vraag

                                           Antwoord


Keizer Constantijn gaf de christenen godsdienstvrijheid. Keizer Theodosius maakte het christendom tot staatsgodsdienst. 

Slide 29 - Tekstslide

4.4: de opkomst van het christendom 


Er kwam één christelijke organisatie: de rooms-katholieke kerk. 

Het Romeinse rijk werd verdeeld in kerkprovincies, met bisschoppen aan het hoofd. 

Leider van de kerk werd de bisschop van Rome: de paus. 


Slide 30 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 


Kelten / Galliërs: de volkeren ten zuiden en westen van de Rijn.


Germanen: de volkeren ten noorden en oosten van de Rijn. 


Slide 31 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 

Caesar dwong de Kelten een deel van hun oogst aan zijn soldaten te geven, dat leidde tot een opstand. 

De Romeinen sloegen de opstand keihard neer.

De Romeinen vroegen de Germanen om zich in het gebied tussen de Rijn en de Maas te vestigen. 


Slide 32 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 

Toen de Romeinen hun rijk wilden uitbreiden, stuitten ze ten noorden van de Rijn op fel verzet van oorlogszuchtige Germanen

In 9 n.C. werden drie Romeinse legers door de Germanen verslagen. 

Daarom besloten de Romeinen om de Rijn voortaan als grens (limes) van hun rijk te gebruiken. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Waardoor werd de Rijn de grens (limes) van het Romeinse rijk?

Slide 35 - Open vraag

                                         Antwoord 

De Romeinen verloren in 9 n.C. in een slag tegen de Germanen waarbij ze drie legioenen verloren. Vanaf dat moment trokken ze zich terug achter de goed verdedigbare Rijn. Dat werd hun grens (limes). 

Slide 36 - Tekstslide

                    Vraag 

Op deze Romeinse munt werd beweerd dat de Romeinen Germanie hadden veroverd. 

Klopt deze bewering? 
Wat zou het doel van deze munt geweest kunnen zijn?

Slide 37 - Tekstslide

                                           Antwoord 

De bewering klopt niet. De Romeinen hebben Germanie nooit volledig veroverd.

Het doel van de munt zou kunnen zijn om de Romeinse bevolking gerust te stellen dat de Romeinse legers nog steeds in staat waren om nieuwe gebieden te veroveren / om te doen alsof de Romeinen veel sterker waren dan de Germanen. 

Slide 38 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 


De Romeinen bouwden forten en legerkampen langs de grens. 

De Romeinen sloten een bondgenootschap met de Bataven, om de grens te kunnen verdedigen. 

Daardoor hoefden de Bataven geen belasting te betalen. 

Slide 39 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 

In 69 n.C. vonden de Bataven dat ze slecht werden behandeld, en begonnen een opstand. Er kwam een einde aan door een nieuw verdrag. 

De Bataven worden weleens gezien als de voorouders van de Nederlanders, maar dit is onjuist. 


Slide 40 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 

In Nederland stichtten de Romeinen Trajectum (Utrecht), Noviomagus (Nijmegen) en Mosa Trajectum (Maastricht).

Ze bouwden tempels, badhuizen. woningen met stromend water. 

Er ontstond een landbouwstedelijke samenleving met een geldeconomie. Met Romeins geld. 

Slide 41 - Tekstslide

Noem 3 voorbeelden van Romanisering in Nederland.

Slide 42 - Open vraag

                                            Antwoord 

In Nederland stichtten de Romeinen Trajectum (Utrecht), Noviomagus (Nijmegen) en Mosa Trajectum (Maastricht).

Ze bouwden tempels, badhuizen. woningen met stromend water.

Er ontstond een landbouwstedelijke samenleving met een geldeconomie. Met Romeins geld. 


Slide 43 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 

In de 3e eeuw n.C. ontstonden er epidemieën in het Romeinse rijk. 

Daardoor daalde het aantal inwoners, en was er minder productie en handel.

Daardoor kreeg de overheid minder belasting, en kon minder soldaten aan zijn grenzen onderhouden. 

Ook ontstonden er burgeroorlogen. 

Slide 44 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 

De volksverhuizingen. 

Germaanse volken drongen met geweld het Romeinse rijk binnen. 

Keizer Theodosius splitste het rijk in tweeën. Zo was het beter te verdedigen. 

Het Oost-Romeinse rijk en het West-Romeinse rijk. Elk een eigen keizer. 

Slide 45 - Tekstslide

4.5: Romeinen en Germanen 

In 476 n.C. viel het West-Romeinse keizerrijk. De Germanen stichtten een Germaans koninkrijk. 

Het Oost-Romeinse rijk / Byzantijnse rijk bleef nog duizend jaar bestaan. 

De Grieks-Romeinse cultuur ging door: het christendom, Latijn als schrijftaal, Romaanse spreektalen: Italiaans, Frans, Spaans. 

Slide 46 - Tekstslide

Noem 3 oorzaken van het ineenstorten van het West-Romeinse rijk.

Slide 47 - Open vraag

                                           Antwoord 


- Epidemieën
- Burgeroorlogen
- Minder soldaten door minder belasting
- Volksverhuizingen

Slide 48 - Tekstslide

Noem 2 dingen uit de Grieks-Romeinse cultuur die na de val van het West-Romeinse rijk doorgingen.

Slide 49 - Open vraag

                                           Antwoord 


- Het christendom
- Het Latijn als schrijftaal
- Romaanse spreektalen: Italiaans, Frans, Spaans. 

Slide 50 - Tekstslide

     Noem 3 Romeinse kenmerken bij deze afbeelding. 

Slide 51 - Tekstslide

                                          Antwoord 


- Het Latijn (op de paal)
- Een Romeinse soldaat (op het paard)
- Een Romeins legerkamp (op de achtergrond)

Slide 52 - Tekstslide