- Ik weet hoe ik het lijdend voorwerp kan vinden in ene zin.
- Ik weet hoe ik het meewerkend voorwerp kan vinden in een zin.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Vrijdag 9 mei 2025
- Ik weet hoe ik het lijdend voorwerp kan vinden in ene zin.
- Ik weet hoe ik het meewerkend voorwerp kan vinden in een zin.
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Je leert werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
Lijdend voorwerp (=lv)
Het onderwerp van een zin is de ‘hoofdrolspeler’. In sommige zinnen kun je nog meer rollen aanwijzen, bijvoorbeeld die van het lijdend voorwerp (lv).
Het onderwerp doet iets met een lijdend voorwerp:
Je vindt het lijdend voorwerp door de vraag te stellen: wie/wat + wg + o?
Lv begint, net als het onderwerp, nooit met een voorzetsel.
Mijn ouders |hebben |een klein huisje in het zuiden van Spanje |gekocht.
ow= mijn ouders wg = hebben gekocht
wie of wat hebben mijn ouders gekocht? een klein huisje in het zuiden van Spanje = lv
Slide 3 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp (=mv)
Naast de rollen van onderwerp en lijdend voorwerp is er nog een rol: het meewerkend voorwerp (mv). Het woord zegt het al: het werkt mee met het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp: Ik gaf mijn tante een cadeautje.
Hoe? Door de vraag te stellen: aan wie/wat of voor wie/wat + wwg + o + lv?
Aan wie/wat geef ik een cadeautje?
Antwoord: aan mijn tante.
Slide 4 - Tekstslide
Aan de slag!
Opdracht 1:
In 2 tallen zinnen maken en opzoek gaan naar lv en mv.
Nummeren.
Daarna zinnen in je schrift schrijven.
Lijdend voorwerp omcirkelen.
meewerkend voorwerp onderstrepen.
Slide 5 - Tekstslide
Ben je klaar
Aan de slag in de learning Portal
Belangrijk:
Huiswerk:
Numo: Oefenen met LV en MV, VERWIJSWOORDEN, SAMENGESTELDE ZINNEN (VOEGWOORDEN)
Slide 6 - Tekstslide
Lijdend voorwerp
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Werkwoordelijk gezegde (=wg)
Soms staan er in een zin meer werkwoorden dan alleen de persoonsvorm
Alle werkwoorden van een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde
Sommige werkwoorden vallen in twee delen uiteen als ze worden vervoegd, zoals meevallen en opbellen. We noemen ze daarom splitsbare werkwoorden: Eigenlijk | viel | het klusje | mee.
wg = viel mee
In sommige zinnen wordt aan het + infinitief of te + infinitief gebruikt:
Harry is zijn huiswerk aan het maken.
wg = is aan het maken
Slide 9 - Tekstslide
Wat is een werkwoordelijk gezegde?
A
Het woord dat vooraan komt wanneer je de zin vragend maakt.
B
Het woord dat verandert wanneer je de zin in een andere tijd zet.
C
Alle werkwoorden die in de zin staan.
D
Het antwoord op de vraag:
wie of wat?
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
'Ik kan natuurlijk prima het werkwoordelijk gezegde benoemen'.