cursus 1.1

Mavo 1 MM Economische verdieping

Cursus 1.1
Geld
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Mavo 1 MM Economische verdieping

Cursus 1.1
Geld

Slide 1 - Tekstslide

Les doelen
Wat moet je na deze les weten?
1. Wat is inkomen en wat zijn uitgaven.
2.Hoe bereken je een week, maand, jaar loon.
3.Wat zijn spaarmotieven.
4.Hoe bereken je rente over je spaargeld.
5.Welke soorten uitgaven zijn er.
6.Wat is een budget en een begroting

Slide 2 - Tekstslide

Lees nu eerst!

Pagina: 8 en 9
Leerteksten:
''Economie''
''Geld verdienen''

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg: inkomsten en uitgaven
Inkomsten is al het geld wat je krijgt of verdient.
Bijvoorbeeld: Loon(oftwel salaris), zakgeld, verjaardagsgeld, etc.

Uitgaven is al het geld wat je uitgeeft.

Het geld  bewaren om later uit te geven, noem je  sparen.

Slide 4 - Tekstslide

Voor dat we met de uitleg verder gaan......

Lees op pagina 10: ''van maand naar weekloon.''

Slide 5 - Tekstslide

berekenen  1
Hoe bereken je een maandloon naar een weekloon?
Formule: (maandloon x 12) : 52 = weekloon

Bijvoorbeeld: Je verdient per maand 10 euro. Hoeveel verdien je dan per week?
10 euro x 12 maanden = 120 euro per jaar
120 : 52 weken=  2,31 euro per week

Slide 6 - Tekstslide

Berekenen 2
Hoe bereken je een weekloon naar een maandloon?
Formule: (weekloon x 52) : 12 = maandloon

Bijvoorbeeld: Je verdient per week 10 euro. Hoeveel verdien je dan per maand?
10 euro x 52 weken = 520 euro per jaar
520 : 12 maanden= 43,33 euro per maand.

Slide 7 - Tekstslide

LET OP!!!!
Als je van weekloon naar maandloon rekent, nooit het weekloon vermenigvuldigen met 4. Dit is altijd fout!

Waarom vraag je je af?
Niet alle maanden hebben even veel dagen!

Slide 8 - Tekstslide

Even kijken of je het hebt begrepen!

Doe je best en geef serieuze antwoorden!

Slide 9 - Tekstslide

Al het geld wat je krijgt of verdient noem je......
A
inkomsten
B
Uitgaven

Slide 10 - Quizvraag

Als je geld wil bewaren om later uit te geven, noem je ......
A
inkomsten
B
uitgaven
C
sparen
D
maandloon

Slide 11 - Quizvraag

Bereken:
JE verdient 24 euro per week. Hoeveel is dat per maand? (alleen getal)

Slide 12 - Open vraag

Bereken:
JE verdient 26 euro per maand. Hoeveel is dat per week? (alleen getal)

Slide 13 - Open vraag

Filmpje!
Helemaal kijken

Het gaat over inkomsten en uitgaven.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Lees nu eerst!

Pagina: 10-12
Leerteksten:
''Geld uitgeven'
''Budget''

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg: sparen
Het geld bewaren om later uit te geven, noem je sparen.

Redenen om te sparen noem je spaarmotieven.
1)Je kunt bijvoorbeeld sparen voor een nieuwe spelcomputer. Je spaart voor een doel.
2)Je kunt ook sparen uit voorzorg. Bijvoorbeeld als je wasmachine kapot gaat, dat je snel een nieuwe kan kopen.
3)Rente is ook een spaarmotief!

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg: rente
Als je geld zet op je bankrekening, krijg je van de bank een vergoeding. Deze vergoeding wordt aan jaarlijks bij je spaargeld toegevoegd.

Bijvoorbeeld: Je hebt 1000 spaargeld op je spaarrekening. Je krijgt 1% rente. Dan heb je na een jaar 1010 euro op je spaarrekening.

Slide 18 - Tekstslide

Filmpje!
Helemaal kijken

Het gaat over ''Wat spaarrente is''.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Uitleg: Hoe bereken je rente?
(Hele bedrag : 100)  x renteprecentage = de rente in euro's 
Eigenlijk bereken je 1% van het bedrag en dat vermenigvuldig je.

Rekenvoorbeeld: Je spaart 2000 euro. Je krijgt 2% rente over je spaarrekening. Hoeveel rente krijg je als je spaart.

2000 : 100 = 20 x 2% = 40 euro wat je aan rente krijgt over je spaargeld.  

Slide 21 - Tekstslide

Filmpje!
Helemaal kijken

Het gaat over ''rente berekenen''. Wees gerust. Je hoeft niet alles te kennen. Er zit lesstof van mavo3 bij!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Even kijken of je het hebt begrepen!

Doe je best en geef serieuze antwoorden!

Slide 24 - Tekstslide

Redenen om te sparen noem je....

Slide 25 - Open vraag

Welke antwoorden zijn spaarmotieven?
A
Doel
B
voorzorg
C
rente
D
geen van de drie

Slide 26 - Quizvraag

Als je geld zet op je bankrekening, krijg je van de bank een vergoeding. Dit noem je......

Slide 27 - Open vraag

Je spaart 3000 euro. Je krijgt 2% rente over je spaarrekening. Hoeveel rente krijg je als je spaart.

Slide 28 - Open vraag

Je spaart 6000 euro. Je krijgt 10% rente over je spaarrekening. Hoeveel rente krijg je als je spaart.

Slide 29 - Open vraag

Lees nu eerst!

Pagina: 11-12
Leerteksten:
''sparen'
''Rente''

Slide 30 - Tekstslide

Uitleg: soorten uitgaven
Er zijn 3 soorten uitgaven:
1)Dagelijkse uitgaven = De gewone uitgaven die je regelmatig doet (bijvoorbeeld: boodschappen)
2)Vaste lasten = de uitgaven die maandelijks terug komen (bijvoorbeeld: je hypotheek,energierekening, premies verzekeringen)
3)Incidentele uitgaven = Uitgaven die je soms doet. (bijvoorbeeld een nieuwe wasmachine of playstation)

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg: Budget
1)Je budget is het geld wat je te besteden hebt.
2)Als je wil weten wat maandelijks je inkomsten en uitgaven zijn, kan je een overzicht maken. Zo een overzicht noemen we een begroting

Slide 32 - Tekstslide

Filmpje!
Helemaal kijken

Het gaat over ''Hoe maak je een begroting''.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Even kijken of je het hebt begrepen!

Doe je best en geef serieuze antwoorden!

Slide 35 - Tekstslide

Het geld dat je te besteden hebt, noem je je......

Slide 36 - Open vraag

ls je wil weten wat maandelijks je inkomsten en uitgaven zijn, maak je een...........

Slide 37 - Open vraag

Einde les
Probeer voor je na te gaan of je de onderstaande leerdoelen begrijpt. Anders herhaal je dat deel van de les.
1. Wat is inkomen en wat zijn uitgaven.
2.Hoe bereken je een week, maand, jaar loon.
3.Wat zijn spaarmotieven.
4.Hoe bereken je rente over je spaargeld.
5.Welke soorten uitgaven zijn er.
6.Wat is een budget en een begroting

Slide 38 - Tekstslide