Oefentoets havo 3 Tussen de Oorlogen

SO H2 Havo 3 | Tussen de Oorlogen
  • Dit SO bestaat uit 18 vragen. Totaal 31 punten.
  • Je zult in dit SO verschillende vragen tegenkomen. Dit zijn meerkeuze vragen, open vragen en sleepvragen over chronologie of begrippen.
  • Lees de vraag goed en neem de tijd.
  • Je mag op elk gewenst moment tussen vragen navigeren.
  • Als je klaar bent druk je op inleveren
  • Succes!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

SO H2 Havo 3 | Tussen de Oorlogen
  • Dit SO bestaat uit 18 vragen. Totaal 31 punten.
  • Je zult in dit SO verschillende vragen tegenkomen. Dit zijn meerkeuze vragen, open vragen en sleepvragen over chronologie of begrippen.
  • Lees de vraag goed en neem de tijd.
  • Je mag op elk gewenst moment tussen vragen navigeren.
  • Als je klaar bent druk je op inleveren
  • Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Hierna komen de gesloten vragen (meerkeuze)

Nu volgen de open vragen

Denk goed na over je antwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Dit proefwerk gaat over een periode die het ''interbellum'' genoemd wordt.

Wat betekent dat?

Het is de periode:
A
van de start van WO1 tot het einde van WO2
B
van het einde van WO1 tot het einde van WO2
C
van het einde van WO1 tot het begin van WO2
D
van het begin van WO1 tot het begin van WO2

Slide 3 - Quizvraag

Welke stelling is juist?


I: Na de Eerste Wereldoorlog voegde Italië grote delen van Oostenrijk-Hongarije bij zijn gebied.

II: Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Italië te maken met een grote schuld, werkloosheid en sociale onrust.
A
Beide stellingen zijn waar.
B
Beide stellingen zijn niet waar.
C
Stelling I is niet waar en stelling II is waar.
D
Stelling I is waar en stelling II is niet waar.

Slide 4 - Quizvraag

Waar ging de dolkstootlegende over?
A
Duitsland kon de oorlog winnen als de overheid niet werd bedrogen door militaire commandanten.
B
Het Duitse leger heeft de oorlog niet verloren, het was bedrogen door (communistische en Joodse) politici die de wapenstilstand tekenden.
C
Duitse politici hebben de oorlog niet verloren, maar het leger had een zwak leiderschap.
D
De Kaiser bedroog de Duitsers door naar Nederland te vluchten. Dat is waarom het leger heeft verloren, niet waarom het leger zwak was.

Slide 5 - Quizvraag

De man die de Duitse soldaat in de rug steekt is rood gekleurd. Wat wil de maker van deze prent daar mee zeggen?

A
Het Duitse leger was bedrogen door socialisten/communisten
B
Het Duitse leger was bedrogen door nationalisten / fascisten
C
Rood staat voor het bloed dat werd vergoten in dit bedrog
D
de kleur is gebruikt om het belangrijkste deel van de prent uit te lichten

Slide 6 - Quizvraag

Welke overeenkomsten hebben het fascisme en het Nationaal-Socialisme?
A
democratie
B
wraak voor het Verdrag van Versailles
C
een puur ras
D
ongelijkheid tussen mensen

Slide 7 - Quizvraag

Waardoor waaide de Grote Depressie van 1929 over van de Verenigde Staten naar Europa?




A
Omdat de Amerikanen aandelen in Europa kochten
B
Omdat de Amerikanen hun Europese aandelen verkochten
C
Omdat Amerika de leningen van Duistland terug vroeg. Duitsland had namelijk leningen lopen om de herstelbetalingen te kunnen voldoen
D
Vanwege een ingewikkeld plan om het VK en Frankrijk terug te betalen voor hun verliezen tijdens de oorlog. Dit was het plan van de Duitse minister Jakob Dawes om aandelen te verkopen aan Amerika.

Slide 8 - Quizvraag

Welke stelling is juist?


I: De Weimar Republiek was een democratische staat met een parlement en president.


II: Het lukte de regering van de Weimar Republiek niet om de politieke onrust in Duitsland te stoppen



A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn niet juist
C
Stelling I is onjuist en stelling II is juist
D
Stelling I is juist en stelling II is niet juist

Slide 9 - Quizvraag

Op welke wijze heeft de Reichstag brand Hitler geholpen?





A
Het hielp hem om een aanval op Joodse winkeliers te beginnen
B
Het hielp hem om van communisten af te komen
C
Het hielp hem om het onderwijs naar nazi ideologie te hervormen
D
Het hielp hem om sneller uit de gevangenis te komen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van het Nazi totalitarisme?
A
Hitler ontwierp zelf het Nazi symbool
B
Hitler ontwierp nieuwe schooluniformen voor Duitse scholen
C
Docenten zouden worden ontslagen als zij weigerden het nieuwe curriculum van de Nazi's te onderwijzen
D
De Nazi's creëerden grote kampen voor openbare scholen om als trainingskamp te dienen

Slide 11 - Quizvraag

Wat was de machtigingswet?






A
Een reeks aan weten dat de rechten van Joden in Duitsland vaststelden
B
Een reeks aan wetten die de titel van Führer aan Hitler toekenden
C
Een reeks aan wetten dat Hitler toestond om zonder de Reichsdag te regeren
D
Een reeks aan wetten dat Hindenburg het vetorecht aan Hitler gaf

Slide 12 - Quizvraag

Herbert Hoover, Amerikaans president van 1929 tot 1933, zei in een toespraak op 11 augustus 1928:
"Wij in Amerika zijn vandaag dichter bij de definitieve triomf over de armoede dan ooit in de geschiedenis van welk land dan ook. Het armenhuis verdwijnt bij ons. We hebben het doel nog niet bereikt. Als we de kans krijgen om de economische politiek van de laatste acht jaar voort te zetten, komt, met hulp van God, de dag in zicht dat armoede uit dit land is verbannen."
Welke uitspraak over bovenstaande toespraak is juist?
A
De bron is bruikbaar voor een onderzoek naar het beleid van Stalin.
B
De bron is niet bruikbaar omdat er meningen in staan.
C
Hoovers optimisme is kenmerkend voor de jaren 1920 in de VS.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 13 - Quizvraag

Waardoor lukte het Nederland niet om net zo snel als de Verenigde Staten uit de economische crisis te raken?
A
Colijn liet de Gouden Standaard los
B
Colijn gaf te veel geld uit, waardoor er weinig meer binnen kwam
C
Colijn hield zich vast aan de aanpassingspolitiek
D
Colijn bemoeide zich niet met de economische crisis

Slide 14 - Quizvraag

Nu volgen de open vragen
Denk goed na over jouw antwoord
Nu volgen de open vragen

Denk goed na over je antwoord.

Slide 15 - Tekstslide

Verklaar voor Duitsland en Italië waarom juist daar een fascistische partij aan de macht kon komen. Welke omstandigheden in die landen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van fascistische partijen?

Slide 16 - Open vraag

Waarom kon een fascistische partij in Nederland moeilijk aan de macht komen? Welke rol speelde de verzuiling daar in?

Slide 17 - Open vraag

De Duitse soldaat Johann Herbert vecht in de Eerste Wereldoorlog. Zijn zoon schrijft:

Hij had een been verloren en weigerde een houten been te gebruiken. In plaats daarvan bewoog hij zich in een rolstoel door het huis en schold hij de "bureaucraten en bloedzuigers" uit die Duitsland hadden verraden. Hij beschreef de leiders van de regering als verraders. Toen ik de nieuwe zwart-rood-gouden vlag van de republiek mee naar huis bracht (de oude vlag was zwart-wit-rood), scheurde hij dat in stukken, spuugde erop, sloeg me ermee in het gezicht en verbood me om dat vod ooit nog in huis te halen.

Slide 18 - Tekstslide

Lees en gebruik de tekst van de vorige dia.
Uit deze tekst kun je een oorzaak halen die leidde tot de ondergang van de
Weimarrepubliek. Noem deze oorzaak en leg uit waarom dit heeft bijgedragen aan de ondergang van de Weimarrepubliek.

Slide 19 - Open vraag

Hierna komen er vragen over chronologie.
Denk goed na over jouw antwoord.
Nu volgen de open vragen

Denk goed na over je antwoord.

Slide 20 - Tekstslide

De opkomst van Hitler
Sleep de pictogrammen naar de juiste plek zodat je de opkomst van Hitler duidelijk maakt.
...
...
...
...
...
...

Slide 21 - Sleepvraag

Kies de kenmerken van het fascisme
FASCISME
Democratie
Een sterke en machtige leider
Het toepassen van geweld
Gelijkhied
Tevredenheid over het verdrag van Versailles
Censuur
Eerbiediging van de parlementaire rechten

Slide 22 - Sleepvraag

Economische crisis
fabrieken produceren minder
Maak de cirkel rond door de blauwe vakken naar de juiste plekken te slepen
Mensen kunnen geen spullen kopen
winkels bestellen niet bij fabrieken
Bedrijven krijgen geen bestellingen
Mensen raken hun baan kwijt
Bedrijven gaan failliet

Slide 23 - Sleepvraag