V4 - les 5 - describir la ropa de tu fiesta

Vas  a ver un vídeo  sobre trajes típicos en  España.
Mira si  está tu traje en el vídeo  (piensa dónde se celebra  la  fiesta)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Vas  a ver un vídeo  sobre trajes típicos en  España.
Mira si  está tu traje en el vídeo  (piensa dónde se celebra  la  fiesta)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

V4 la clase de español
los objetivos: conocer la forma y uso del imperfecto y escribir sobre la ropa

Slide 3 - Tekstslide

Hoy en clase
La clase anterior
Repasar los deberes 
El imperfecto
Escribir sobre la ropa
La evaluación
La preparación para la siguiente clase

Slide 4 - Tekstslide

La clase anterior
Habla con tu compañero de clase sobre la clase anterior del jueves con ayuda de las imágenes en holandés:
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

La preparación para la clase de hoy
Practicar con hay/ser/estar
Hacer ahora ejercicio 1, 2, 3, 4 y 5 de la página 19 hasta 21 de tu reader.

Estás listo/a?

Entonces a aprender el vocabulario de la ropa hol-esp en silencio
timer
8:00

Slide 6 - Tekstslide

Ejercicio 1:
1. es, soy
(uiterlijk)
2. es
(beroep)
3. está
(plek)
4. están
(plek)
5. estás
(tijdelijke emotie)
6. estamos
(tijdelijke emotie)
7 soy (nationaliteit)
8. son (beroep)
9. está (plek, ligging)
10. es (in betekenis van rijk ser, anders lekker estar)
Ejercicio 2
1. es (datum)
2. es (tijd)
3. es (bezit)
4. es (beroep)
5. es (dag)
6. están (tijdelijk, door hoy)
7. está (mening)
8. son (nationaliteit)
9. es (kleur, eigenschap)
10. es (feit)
timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

Ejercicio 3 página 19/20
1. Estoy ahora en Barcelona.
2. Mis padres son holandeses.
3. Mi hermano es muy ambicioso y trabajador.
4. Tu novio es alto y delgado.
5. Tu novia es super sexy.
6. La paella de mi madre está muy rica.
7. iEstás muy guapa hoy!
8. ¿Los exámenes están en la mesa?
9. Hoy está nublado.
10. Mi madre está hoy enferma.
timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Ejercicio 4 página 10
1. hay
2. están
3. están
4. hay
5. están
6. hay
7. hay
8. está
9. están
10. hay
Ejercicio 5 página 10
1. El HLZ está en el Brahmsstraat.
2. En el Brahmsstraat hay muchas tiendas.
3. Las profesoras Muñoz y De Zwart están siempre en el coffee company.
4. Aquí hay muchas vespas/motos de alumnos.
5. En el aula 0.25 hay muchos vestidos de flamenca.
timer
2:00

Slide 9 - Tekstslide

Traduce al español:
1. de trui
2. de rok
3. de schoenen
4. het joggingspak
5. de sjaal
timer
2:00

Slide 10 - Open vraag

¿Qué es correcto?
A
he, has, ha, hamos, habéis, han
B
he has ha hemos habáis han
C
he has ha hamos habáis han
D
he has ha hemos habéis han

Slide 11 - Quizvraag

¿Qué verbo es irregular en el perfecto?
A
pedir
B
dormir
C
decir
D
vivir

Slide 12 - Quizvraag

Geef het voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden:
1. hacer
2. ver
3. volver
4. poner
5. decir
6. abrir
timer
2:00

Slide 13 - Open vraag

Habla con tu compañero/a d clase y escribe todo lo que sabes del imperfecto (forma y uso y marcadores)
timer
3:00

Slide 14 - Open vraag

¿Correcto o falso?

Slide 15 - Open vraag

El imperfecto regular

Slide 16 - Tekstslide

El imperfecto irregular

Slide 17 - Tekstslide

El uso del imperfecto
Bij het beschrijven van gewoontes/herhalingen uit het verleden.
Bij het beschrijven van mensen / dingen / situaties uit het verleden
Begin en eind niet bekend
Reden van iets dat in het verleden is gebeurd 
Het weer, de sfeer, de stemming van iemand,

Slide 18 - Tekstslide

Los marcadores del imperfecto
antes = vroeger
muchas veces = vaak
cada día  = elke dag
todos los días = elke dag
generalmente = normaalgesproken
nunca = nooit
a veces = soms
de vez en cuando = soms
todas la semanas = elke week
normalmente = normaalgesproken
siempre = altijd
en aquellos días = in die dagen, toen
mucho = veel
de joven = toen .. jong was
porque = omdat

Slide 19 - Tekstslide

Mira este vídeo sobre una fiesta española y escribe lo que llevaban puesto las personas (en el imperfecto)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Escribe ahora 2 frases en español sobre lo que llevaban puesto las personas
timer
2:00

Slide 22 - Open vraag

Escribir sobre la ropa
Geef antwoord op deze vragen in het Nederlands zo volledig mogelijk:
  1. Wat dragen de Spanjaarden tijdens het feest?
  2. Is het typische klederdracht?
  3. Wat dragen de kinderen, iets anders?
  4. Waarom dragen ze die kleren?.
timer
4:00

Slide 23 - Tekstslide

Escribir sobre la ropa
En schrijf nu in het Spaans in je schrift zonder je mobiel te gebruiken (reader mag): Let op je bent aan het beschrijven dus welke tijd moet je gebruiken?
  1. Wat droegen de Spanjaarden tijdens het feest? Stof/
  2. Zagen ze er mooi uit?
  3. Was het typische klederdracht?
  4. Wat droegen de kinderen, iets anders?
  5. Waarom droegen ze die kleren?
  6. Wat had jij aan? Verkleed je en maak een selfie zodat het lijkt alsof je er echt bent geweest.
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

La evaluación
Ik loop op schema met de onderwerpen van de presentatie
Ik weet helemaal niet wat ik aan het leren ben bij Spaans en waarvoor ik dat moet weten.
Ik kan goed meedoen in de les en ik ben trots op mezelf hoe ik in het Spaans kan schrijven.
De imperfecto vind ik een moeilijke tijd en ik moet dat goed leren.

Slide 25 - Poll

La preparación para el martes
aprender vocabulario la comida esp-hol página 8 (`1-11) y 9 (45-890
hacer texto 10 del reader

Slide 26 - Tekstslide