1.1

Organismen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Organismen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen wat een organisme is.
  • Je kunt levenskenmerken van organismen noemen.
  • Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 2 - Tekstslide

Levenskenmerken
Biologen noemen alle levende wezens organismen. Alle bacteriën, schimmels, planten en dieren zijn organismen. Ook jij bent een organisme.
  • Organismen vertonen levenskenmerken
  • Er zijn 9 levenskenmerken

Slide 3 - Tekstslide

Negen levenskenmerken:
1. groei        
                       2. beweging                           
3. voeding
4. ademhaling
5.uitscheidimg
6. voortplanting 
7. ontwikkeling
8. reageren op prikkels
9. stofwisseling

Slide 4 - Tekstslide

Ademhalen
  • Ook wel gaswisseling genoemd.
  • Nodig voor de verbranding

Slide 5 - Tekstslide

Voeden
  • Het tot je nemen van voedingsmiddelen
  • Spijsvertering
  • Het opnemen en gebruiken van voedingstoffen

Slide 6 - Tekstslide

Uitscheiden
  • Het uitstoten / lozen van afvalstoffen.
  • Poepen, plassen, zweten

Slide 7 - Tekstslide

Stofwisseling
  • Ademhalen, voeden en uitscheiden vormen samen de stofwisseling. 
  • Stofwisseling is een proces waarbij stofjes worden gewisseld
  • bv zuurstof en koolstofdioxide.
  • !Wordt niet goedgekeurd als antwoord op de vraag noem een levenskenmerk!

Slide 8 - Tekstslide

Groeien
  • Ook wel ontwikkelen genoemd.
  • Groeien betekent: groter of zwaarder worden.

Slide 9 - Tekstslide

Reageren op prikkels
  • Waarnemen en daar op reageren.
  • bv. Een kat die "blaast"

Slide 10 - Tekstslide

Bewegen
Bij sommige organismen duidelijker dan bij anderen.

Slide 11 - Tekstslide

Voortplanten
  • Hierdoor onstaan nakomelingen

Slide 12 - Tekstslide

Stofwisseling
Stofwisseling: in je lichaam worden stoffen omgezet naar andere stoffen.

  • Voeden
  • Ademhalen
  • Uitscheiden


Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn levenskenmerken?
A
hoe groot en zwaar een organisme is
B
kenmerken van een levend organisme
C
de ontwikkeling van een organisme
D
kenmerken van een dood organisme

Slide 14 - Quizvraag

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Steeds langer worden
B
Van het dak vallen
C
Naar de tv kijken
D
Boterham eten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen levenskenmerk
A
voeding
B
ademhaling
C
voortplanting
D
staan

Slide 16 - Quizvraag

wat is geen levenskenmerk?
A
groeien
B
voortplanten
C
praten
D
bewegen

Slide 17 - Quizvraag

Dood, levend en levenloos
Levend = een organisme, heeft levenskenmerken.

Dood = een organisme wat geen levenskenmerken meer heeft.

Levenloos = iets wat nooit levenskenmerken heeft gehad.

Slide 18 - Tekstslide

alle organismen hebben:
A
bladeren
B
dezelfde levenskenmerken
C
schimmels
D
ledematen

Slide 19 - Quizvraag

1. Enkele processen bij de mens zijn ademhalen, groeien en ontwikkelen.
Welke van deze processen zijn levenskenmerken?
A
Alleen ademhalen en groeien
B
Alleen groeien en ontwikkelen.
C
Zowel ademhalen, groeien als ontwikkelen.

Slide 20 - Quizvraag

Levenscyclus is:
A
Als organismen dood gaan maar ook nakomelingen krijgen
B
een individu
C
alles tussen de geboorte en de dood
D
het levenskenmerk van de plant

Slide 21 - Quizvraag

In de levenscyclus van de merel gaat een pijl naar een merel die doodgaat. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Het leven van merels eindigt met de dood.
B
Dat het mannetje na het paren altijd doodgaat.
C
Dat merels na het paren doodgaan.

Slide 22 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 23 - Tekstslide