Passé composé / Présent V2

Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
Je suis à Paris, je visite un musée. Il fait beau.
J'ai été à Paris. J'ai visité un musée. Il a fait beau.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
Je suis à Paris, je visite un musée. Il fait beau.
J'ai été à Paris. J'ai visité un musée. Il a fait beau.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
Wat is het verschil tussen de twee zinnen?
Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
Je suis à Paris, je visite un musée. Il fait beau.
J'ai été à Paris. J'ai visité un musée. Il a fait beau.
Présent
Het gebeurt nu
Het is al gebeurt en afgelopen
Passé composé

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je kennen om werkwoorden in de présent en/of passé composé te vervoegen?

Slide 3 - Open vraag


  • Avoir + Vooltoid deelwoord
  • Onregelmatige werkwoorden

Le présent (herhaling)
-
Werkwoorden die eindigen met -ER:
  • parler
  • visiter
  • proposer
  • voyager
Je visite
Tu visites
Il/elle/on visite
Nous visitons
Vous visitez
Ils visitent

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nous ... (proposer)
A
Proposent
B
Proposes
C
Proposez
D
Proposons

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Les verbes irréguliers (onregelmatige werkwoorden)
-
Avoir
Être
Faire
Aller

Die zijn onregelmatig in de présent en andere tijden: je moet ze uit je hoofd leren
Avoir
J'ai
Tu as
Il/elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils ont

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercice 17e, p.35

Welke werkwoorden herken je?
Tu reconnais quels verbes?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les verbes irréguliers (onregelmatige werkwoorden)
-
Avoir
Être
Faire
Aller

Die zijn onregelmatig in de présent en andere tijden: je moet ze uit je hoofd leren

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les verbes irréguliers (onregelmatige werkwoorden)
-
Avoir
Être
Faire
Aller

Die zijn onregelmatig in de présent en andere tijden: je moet ze uit je hoofd leren
Aller
Je vais
Tu vas
Il/elle/on va
Nous allons
Vous allez
Ils vont
Avoir
J'ai
Tu as
Il/elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils ont

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercice 33a.b., p.49

Welke werkwoorden herken je?
Tu reconnais quels verbes?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
-
Avoir (of être)
J'ai
Tu as
Il/elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils ont

Voltooid deelwoord

Werkwoord - ER + é

Visité, voyagé, rencontré, mangé...

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le passé composé
-
Avoir
J'ai
Tu as
Il/elle/on a
Nous avons
Vous avez
Ils ont

Voltooid deelwoord=
Werkwoord - ER + é

Visité, voyagé, rencontré, mangé...

j'ai voyagé
Tu as voyagé
Elle a voyagé
Nous avons voyagé
Vous avez voyagé
Ils ont voyagé

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

J' ... (visiter, passé composé)

A
ai visite
B
a visite
C
ai visité
D
a visité

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Attention!
Faire => fait                  J'ai fait...
Avoir => eu                    J'ai eu...
Être => été                    J'ai été...
  


Eu => "U"

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je kennen om werkwoorden in de présent en/of passé composé te vervoegen?
Wat moet je kennen om werkwoorden in de présent en/of passé composé te vervoegen?
  • Werkwoorden leren (jaar 1, p.50, 51, avoir, être, aller, faire)
  • Terminaisons van de présent (werkwoordsuitgangen)
  • Onregelmatige werkwoorden (onregelmatige voltooid deelwoorden)
  • Passé composé = avoir in de présent + voltooid deelwoord

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tu ... (être, présent)
A
est
B
suis
C
es
D
ai

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ... (visiter, présent)

A
visite
B
visites
C
visiter
D
visité

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een zin over de vakantie met de passé composé

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

https://www.verbuga.eu

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefeningen
17e, p.35
33b, p.49

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies