H4 Het weer Par 1 Luchtdruk

Welkom bij Nask
Klas VMBO 3

Hoofdstuk 2
Het weer
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nask
Klas VMBO 3

Hoofdstuk 2
Het weer

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Vandaag paragraaf 2.2:
Luchtdruk

Slide 3 - Tekstslide

Start

Lezen
https://wikikids.nl/Luchtdruk

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de vragen beantwoorden:

- Wat is luchtdruk?
- Hoe meet je luchtdruk?
- Wat is absolute druk en hoe reken je daarmee?
- Wat heeft luchtdruk met het weer te maken?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is lucht?
* Lucht is overal om ons heen. Je ruikt het niet, je ziet het niet en je kan het niet vastpakken.
* Wat we ruiken en zien zijn gassen die in de lucht aanwezig zijn. Wat we voelen is de verplaatsing van lucht, dit noemen we wind.
* Lucht is altijd om ons heen. Mensen, dieren en planten kunnen niet leven zonder lucht.
* De lucht die wij inademen is een mengsel van verschillende stoffen. De bekendste stoffen zijn stikstof, zuurstof, waterdamp en koolstofdioxide.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is luchtdruk?
* Lucht bestaat uit hele kleine deeltjes die je met het blote oog niet kan zien. We noemen deze kleine deeltjes moleculen.
* De moleculen verplaatsen zich continu van een plaats met veel moleculen naar een plaats met weinig moleculen.
* Door de verplaatsing botsen de moleculen op
elkaar en op andere objecten in de lucht,
hierdoor ontstaat luchtdruk.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is luchtdruk?
Hoe druk is het in de lucht.

Bij de grond is het drukker in de lucht
vanwege de zwaartekracht.

Hoog in lucht is het minder druk, 
minder moleculen -> minder zuurstof.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wat is de eenheid van luchtdruk?
De eenheid van druk is Pascal (Pa)
vaak wordt de term Bar of mbar gebruikt.
1 mbar = 100 Pa = 1 hPa = 0,1 kPa
De luchtdruk op aarde is meestal tussen
970 - 1040 mbar = 97 - 104 kPa 
1 kPa = 1000 Pa

Slide 11 - Tekstslide

Werking barometer

Slide 12 - Tekstslide

Barometer
  • Laat de plaatselijke luchtdruk zien
  • De lucht duwt tegen een metalen doosje aan
  • het doosje zit vast aan een hefboom met veer en gaat bewegen.
  • Deze laat de naald bewegen.
  • de naald wijst de luchtdruk aan.

  • Gemiddelde druk op zeeniveau  1013 mbar
  • gemiddeld op land tussen de 970 en 1040 mbar

Slide 13 - Tekstslide

Hoe meet je de luchtdruk?
Luchtdruk meet je met een Barometer
100.000 Pa = 100 kPa = 1 Bar
100 Pa = 1 hPa = 0,1 kPa = 1 mbar


De luchtdruk op aarde is meestal tussen
970 - 1040 mbar   =     970 - 1040 hPa
97 - 104 kPa            = 97000 - 104000 Pa




Slide 14 - Tekstslide

Manometer
Meet overdruk en onderdruk:

Overdruk: lucht in een band

Onderdruk: lucht in vacuüm

Slide 15 - Tekstslide

rekenen met absolute druk
Absolute druk = Luchtdruk + Overdruk
Absolute druk = Luchtdruk - Onderdruk

Slide 16 - Tekstslide

Hoe hoger, hoe minder luchtdruk

Slide 17 - Tekstslide

Hoe werkt een weerkaart?
Isobaren
Lijnen met dezelfde luchtdruk

Isobaren dichtbij elkaar,
groot verschil in luchtdruk,
veel wind

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Wat betekent luchtdruk?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de luchtdruk op aarde?
A
1 Pa
B
1000 Pa
C
100.000 Pa
D
1.000.000 Pa

Slide 21 - Quizvraag

Waarom is er bij de grond meer luchtdruk dan hoog in de lucht?
A
Door de zwaartekracht
B
Door de warmte
C
Door de zon
D
Door de kou

Slide 22 - Quizvraag

Waarmee meet je de luchtdruk?
A
Met een fietspomp
B
Met een barometer
C
Met een hectometer
D
Met je handen

Slide 23 - Quizvraag

Waaraan herken je een hogedrukgebied?
A
Veel wolken
B
Slecht weer
C
Droog
D
Veel wind

Slide 24 - Quizvraag

Nog 2 vragen over deze foto

Slide 25 - Tekstslide

Waar is de meeste wind?
A
Linksboven
B
Rechtsboven
C
Linksonder
D
Rechtsonder

Slide 26 - Quizvraag

De wind gaat van ...
A
L naar L
B
L naar H
C
H naar H
D
H naar L

Slide 27 - Quizvraag

Zelfstandig werken


Maken in je boek - Hoofdstuk 2.2


Slide 28 - Tekstslide