Reactiesnelheid

1 / 67
volgende
Slide 1: Tekstslide
ChemieSecundair onderwijs

In deze les zitten 67 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 18 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les:
- Je weet wat een effectieve botsing is.
- Je weet welke 5 factoren de snelheid van een reactie kunnen
    vergroten of verkleinen.
- Je kunt deze effecten met het botsingsmodel verklaren
- Je kent de begrippen activeringsenergie, endotherme en
   exotherme reacties.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Reactiesnelheid

De ene reactie verloopt erg langzaam,
zoals het roesten van ijzer. En een andere reactie, zoals een
explosie, verloopt heel snel.


De snelheid waarmee een reactie verloopt
wordt reactiesnelheid genoemd.





Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Reactiesnelheid

De reactiesnelheid wordt beïnvloed door:

  • Licht
  • Verdelingsgraad
  • Concentratie
  • Temperatuur
  • Katalysator

Slide 8 - Tekstslide

B. Reactiesnelheid en botsingsmodel

Voor de reactie zijn de stoffen AB en CD aanwezig. 


Wanneer deze stoffen effectief op elkaar botsen,
ontstaan de stoffen AD en CB.





Wanneer een botsing voldoende krachtig
is, kunnen de atomen



hergroeperen. Er wordt dan gesproken van
een effectieve botsing.



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Reactiesnelheid
  1. Licht
  2. Temperatuur
  3. Concentratie
  4. Verdelingsgraad
  5. Katalysator

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Link

Slide 20 - Video

Reactiesnelheid beïnvloeden

Verdelingsgraad

Wanneer de deeltjes fijner worden, wordt
het oppervlakte groter. De verdelingsgraad neemt toe.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • deeltjes fijner —> grotere verdelingsgraad
  • grotere verdelingsgraad —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Reactiesnelheid beïnvloeden

Concentratie

Wanneer de concentratie groter is, zijn er meer deeltjes aanwezig waardoor de kans op effectieve botsingen
groter is. De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • concentratie groter —> meer deeltjes aanwezig
  • meer deeltjes aanwezig —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Concentratie (hoeveelheid deeltjes)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Reactiesnelheid beïnvloeden

Temperatuur

Bij een hogere temperatuur bewegen de moleculen sneller

waardoor de kans op effectieve botsingen groter is.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • temperatuur hoger —> moleculen bewegen sneller
  • moleculen bewegen sneller —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Reactiesnelheid beïnvloeden

Katalysator

Soms verloopt een reactie niet wanneer twee stoffen bij elkaar

worden gevoegd. Wanneer een katalysator wordt toegevoegd verloopt de reactie wel (en sneller), zoals bij de olifantentandpasta.

Een katalysator is een stof die de reactie versnelt, maar niet wordt verbruikt tijdens de reactie.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

katalysator
Een stof die de reactie versnelt
Doet mee tijdens de reactie, maar is na de reactie weer "over"
Raakt niet op.
Enzym = biokatalysator

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Katalysator (stof die 'helpt')

Slide 46 - Tekstslide

Snelheid van een reactie  katalysator
een stof die gebruikt wordt tijdens een reactie om de activeringsenergie te verlagen, maar wordt niet verbruikt.

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video

Slide 51 - Video

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Video

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Video

Slide 57 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat: opgave oefeningen reactiesnelheid (link sharepoint)
Max Geluidsniveau: fluisteren
Hoe: individueel 
Oortjes: Ja mag
Hulp: docent, medeleerling, boek
Tijd: 10 minuten 
Klaar?: Kijk het na via verbetersleutel Smartschool


timer
10:00

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Link

Wat is een effectieve botsing?
A
Een botsing van deeltjes waarbij geen reactie plaats vindt.
B
Elke botsing van deeltjes.
C
Een botsing van deeltjes die een reactie laat plaatsvinden.
D
Een botsing van deeltjes waarbij de kern splijt.

Slide 60 - Quizvraag

Welk van de vijf methoden om reactiesnelheid te beïnvloeden kan worden verklaard met het botsende deeltjes model?
A
Verdelingsgraad en katalysator
B
Soort stof, concentratie en temperatuur
C
Alle vijf de methodes kunnen worden verklaard met het botsende deeltjesmodel
D
Verdelingsgraad, concentratie en temperatuur

Slide 61 - Quizvraag

Vaak is een reactie aan het begin sneller dan aan het einde, hoe kan dit?
A
De katalysatorconcentratie is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
B
De verdelingsgraad is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
C
De temperatuur is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
D
De concentratie reagerende stoffen is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie.

Slide 62 - Quizvraag

Als een stof fijner is verdeeld, neemt de reactiesnelheid toe omdat
A
er meer deeltjes zijn, waardoor er meer effectieve botsingen per seconde zijn
B
de deeltjes sneller kunnen bewegen, waardoor er meer effectieve botsingen per seconde zijn
C
de deeltjes een groter contactoppervlak hebben, waardoor er meer effectieve botsingen per seconde zijn
D
er een groter contactoppervlak is, waardoor de kans op een botsing toeneemt

Slide 63 - Quizvraag

Twee identieke reacties worden uitgevoerd. Reactie 1 bij 50°C en reactie 2 bij 60°C. Leg uit aan de hand van het botsende deeltjes model welke reactie sneller verloopt.
A
Reactie 2 heeft een hogere temperatuur, dus sneller bewegende deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen,per seconde dus een hogere reactiesnelheid.
B
Reactie 2 heeft een hogere temperatuur, dus meer deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen per seconde, dus een hogere reactiesnelheid.
C
Reactie 1 heeft een lagere temperatuur, dus sneller bewegende deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen per seconde, dus een hogere reactiesnelheid.
D
Reactie 1 heeft een lagere temperatuur, dus meer deeltjes, dus hardere botsingen, dus meer effectieve botsingen per seconde, dus een hogere reactiesnelheid.

Slide 64 - Quizvraag

LABO     Reactiesnelheid

Slide 65 - Tekstslide

Aan de slag
LPD 1 S:  De leerlingen voeren onderzoek aan de hand van een wetenschappelijke methode om kennis te ontwikkelen en om vragen te beantwoorden.

 
LPD 2 S:  De leerlingen werken op een veilige en duurzame manier met materialen, stoffen, organismen en technische systemen.

LPD 3 S:  De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door wetenschappen, technologie of wiskunde geïntegreerd aan te wenden.

Slide 66 - Tekstslide

Slide 67 - Link