Les 17: Figuurlijk taalgebruik

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk?
  • Mijn vader is een boom van een vent 
  • Aan deze boom groeien veel appels
  • Apen eten graag bananen
  • Nu komt de aap uit de mouw
  • Opa struikelde over het opstapje
  • Mien struikelde over haar eigen woorden

Slide 2 - Tekstslide

Letterlijk
Alles wat je zegt, heeft een bedoeling.
Soms bedoel je iets precies zoals je het zegt.
Bijvoorbeeld: Ik heb erg veel honger.

De spreker bedoelt dan letterlijk dat hij écht erg veel honger heeft.


Slide 3 - Tekstslide

Figuurlijk
Soms bedoel je iets anders dan wat je zegt.
Bijvoorbeeld: Ik sterf van de honger.

Géén paniek! De spreker zal heus niet dood neervallen.
Hij bedoelt dat figuurlijk
Hij overdrijft een beetje om aan te tonen dat hij het ernstig meent.

Slide 4 - Tekstslide

Welke zinnen zijn figuurlijk bedoeld?

Let op: meerdere antwoorden zijn mogelijk
A
Mandy tikt de buurjongen op zijn rug
B
De eigenaar tikt de huurder op de vingers.
C
Tirza doet of haar neus bloedt
D
Naast de heg ligt een dode mus

Slide 5 - Quizvraag

Welke zinnen zijn figuurlijk bedoeld?

Let op: meerdere antwoorden zijn mogelijk
A
Het is altijd hetzelfde liedje: je bent te laat!
B
Jens is zo sterk als een beer
C
Je maakt je vader blij met een dode mus.

Slide 6 - Quizvraag

De eigenaar tikt de huurder op de vingers.

Schrijf de betekenis op van deze zin.

Slide 7 - Open vraag

Het is altijd hetzelfde liedje: je bent te laat!

Schrijf de betekenis op van deze zin.

Slide 8 - Open vraag

Jens is zo sterk als een beer.

Schrijf de betekenis op van deze zin.

Slide 9 - Open vraag

Je maakt je vader blij met een dode mus.

Schrijf de betekenis op van deze zin.

Slide 10 - Open vraag

deur
ketter
pauw

rietje

baksteen

roos

paard

Zij is zo trots als een ...........
Ik heb honger als een .......
Die jongen is zo gek als een ...... 
Het hondje staat te trillen als een .......
De baby slaapt als een ........
Zij liet me vallen als een .......
Mijn oom rookt als een .......

Slide 11 - Sleepvraag

Bedenk zelf een vergelijking. Schrijf ook op wat het betekent.

Slide 12 - Open vraag

Wordt onderstaande zin letterlijk of figuurlijk bedoeld?

'Mijn opa is net zo oud als de minister van Buitenlandse
Zaken.'
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

Wordt onderstaande zin letterlijk of figuurlijk bedoeld?

'Pseudo-agenten worden flink aan de tand gevoeld.'
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Wordt onderstaande zin letterlijk of figuurlijk bedoeld?

'Ik zit met mijn handen in het haar.'
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Wordt onderstaande zin letterlijk of figuurlijk bedoeld?

'Dit klaslokaal is een zwijnenstal.'
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

Wordt onderstaande zin letterlijk of figuurlijk bedoeld?

'Hij hakt het hout met een bijl.'
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

'Pseudo-agenten worden flink aan de tand gevoeld.'

Schrijf de betekenis op van deze zin.

Slide 18 - Open vraag

'Ik zit met mijn handen in het haar.'

Schrijf de betekenis op van deze zin.

Slide 19 - Open vraag

'Dit klaslokaal is een zwijnenstal.'

Schrijf de betekenis op van deze zin.

Slide 20 - Open vraag

Lees de tekst op pagina 39 van Kern.

Noteer alle zinnen waarin figuurlijk taalgebruik voorkomt.

Slide 21 - Open vraag

Noteer de betekenis van de figuurlijk gebruikte zinnen die je in de tekst gevonden hebt.

Slide 22 - Open vraag

Hij gaat onder zeil.
Hij houdt een oogje in het zeil.
Hij heeft de wind in de zeilen.
Hij gaat slapen.
Het gaat goed met hem.
Hij let goed op wat er gebeurt.

Slide 23 - Sleepvraag

Lees de zin hieronder. Hoe kun je hetzelfde zeggen
met figuurlijk taalgebruik?

Mijn vader is ontzettend sterk.

Slide 24 - Open vraag

Lees de zin hieronder. Hoe kun je hetzelfde zeggen
met figuurlijk taalgebruik?

Die jongen is erg sluw.

Slide 25 - Open vraag

Lees de zin hieronder. Hoe kun je hetzelfde zeggen
met figuurlijk taalgebruik?

Zij is ontzettend lui.

Slide 26 - Open vraag

Lees de zin hieronder. Hoe kun je hetzelfde zeggen
met figuurlijk taalgebruik?

Ik voel me helemaal vrij.

Slide 27 - Open vraag

Lees de zin hieronder. Hoe kun je hetzelfde zeggen
met figuurlijk taalgebruik?

Het kind is heel erg moe.

Slide 28 - Open vraag

Lees de zin hieronder. Hoe kun je hetzelfde zeggen
met figuurlijk taalgebruik?

Dat meisje is heel erg licht.

Slide 29 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat 'figuurlijk taalgebruik' is.

Slide 30 - Open vraag

Opdrachten
Wat? Maken 1 t/m 6
Waar? Les 17, blz. 

Slide 31 - Tekstslide