H2.4 Welke werk kun je doen?

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

2.4 Welk werk kun je doen?

Lesindeling

• Voorstellen
• Herhalen 2.3
• Bespreken 2.4
• Zelfstandig werken / Huiswerk

Voorstellen

• Meneer Strijker
• Derde jaar van mijn opleiding
• Ik ben...?
• Ik doe graag?

Mijn naam is Wilco Strijker maar hoe oud ben ik?

1. 19
2. 21
3. 23
4. 25

Ik kom uit?

1. Utrecht (Amersfoort)
2. Drenthe (Hoogeveen)
3. Overijssel (Zwolle)
4. Gelderland (Apeldoorn)

Amersfoort

Bespeel ik een muziekinstrument?
Zo ja, welke dan?

1. Drums
2. Gitaar
3. Piano
4. Geen muziekinstrument

Aan welke sport doe ik?

1. Volleybal
2. Turnen
3. Voetbal
4. Geen

Voorstellen

• Nog meer dingen die jullie van mij willen weten?
• Regels

Herhaling  2.3

• Gebruik het handboek en zoek de antwoorden
  
• Steek je vinger op zodra je een antwoord niet begrijpt
  

Wat betekent het begrip 'landbouwrevolutie'?

1. De overgang van jagen en verzamelen naar landbouw
2. De overgang van landbouw naar fabrieken
3. De overgang van landbouw naar jagen en verzamelen
4. De overgang van jagen naar verzamelen

Noem 2 verschillen tussen het leven van de jagers en de boeren

Hoe is het verschil ontstaan tussen arm en rijk in de tijd van de boeren?

1. De ene boer bouwde een groter huis dan de ander
2. De ene boer had meer bezit dan de ander
3. Boeren die ook nog bleven jagen waren armer
4. Mannen waren rijker dan vrouwen

Lesdoelen 2.4

•  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.

• Je kunt van elke beroepssector een voorbeeld van een beroep geven.
  
  
• Je weet het verschil tussen een producent en een consument

 

De 3 beroepssectoren

• Sector 1: 
  - Het halen van 'grondstoffen' uit de natuur

De 3 beroepssectoren

• Sector 1: Landbouw
  - Het halen van 'grondstoffen' uit de natuur

De 3 beroepssectoren

• Sector 2: 
  - Het verwerken van één of meerdere grondstoffen uit
  sector 1 naar een product.

De 3 beroepssectoren

• Sector 2: Industrie
  - Het verwerken van één of meerdere grondstoffen uit
  sector 1 naar een product.

De 3 beroepssectoren

• Sector 3: 
  - Iets doen voor een ander. (Een dienst verlenen)

De 3 beroepssectoren

• Sector 3: Diensten
  - Iets doen voor een ander. (Een dienst verlenen)

De 3 beroepssectoren

• Sector 1: Landbouw

• Sector 2: Industrie

• Sector 3: Diensten
  
  
• Kan 1 sector zonder een ander?

Lesdoelen 2.4

•  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.

• Je kunt van elke beroepssector 3 beroepen als voorbeeld geven.
  
  
• Je weet het verschil tussen een producent en een consument.
  
  
• Je weet welke sector het grootst is in arme en rijke landen.
  
  
• Je weet waarom rijke landen producten uit arme landen kopen.

 

Landbouwsector

• Landbouw haalt producten uit de natuur.

• Beroepen:
  
  
• - Boer, kippenhouder, visser, tomatenkweker, mijnwerker,            houthakker, ........
• - Landbouw, veeteelt, visserij, tuinbouw en mijnbouw

  

Industriesector

• Werk wat in de producten uit sector 1 gebruikt om iets nieuws te maken.
     

• Beroepen:
• - Kaasfabriek, autofabrikant, lasser, bakker,                                           voedselproducenten, ......
  
• - Auto-industrie, scheepswerf, staalindustrie, ......
  

          

Dienstensector

• Iets voor een ander doen.

  

• Beroepen:
• - Leraar, verpleegkundige, automonteur, kassamedewerker,        horecamedewerker, .........
• - Zorg, onderwijs, uiterlijke verzorging 
  

Lesdoelen 2.4

•  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.

• Je kunt van elke beroepssector 3 beroepen als voorbeeld geven.
  
  
• Je weet het verschil tussen een producent en een consument.
  
  
• Je weet welke sector het grootst is in arme en rijke landen.
  
  
  
• Je weet waarom rijke landen producten uit arme landen kopen.

Producent vs. Consument

• Producent (Produceren)
• - Het maken (produceren) van een product.
  
  
  
• Consument (Consumeren)
• - Het kopen van een product voor jezelf of een ander.

Ik koop een voetbal in de sportwinkel.

1. Ik ben een consument
2. Ik ben een producent

Ik pluk appels om appelsap te maken.

1. Ik ben een consument
2. Ik ben een producent

Ik ga naar de kapper om mijn haren te laten knippen.

1. Ik ben een consument
2. Ik ben een producent

Ik maak speelgoed aan de lopende band.

1. Ik ben een consument
2. Ik ben een producent

Lesdoelen 2.4

•  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.

• Je kunt van elke beroepssector 3 beroepen als voorbeeld geven.
  
  
• Je weet het verschil tussen een producent en een consument.
  
  
• Je weet welke sector het grootst is in arme en rijke landen.
  
  
• Je weet waarom rijke landen producten uit arme landen kopen.

Beroepssectoren in Nederland

• In welke sector werken de meeste Nederlanders?
  
  
• De dienstensector is in rijke landen het grootst
  
  
• Fabrieken in Nederland maken lang niet genoeg voor ons
  
  
• Landbouw wordt nu veel gedaan met hulp van machines

Landbouw in ontwikkelingslanden

• Welke sector is het grootst in arme landen?
  
  
• Landbouw is in arme landen het grootst en vele families zijn                               zelfvoorzienend
  
  
• Door armoede veel mensen nodig voor het werk (Arbeidsintensief)
  
  
• Ook in arme landen zijn grote bedrijven maar daar zijn de lonen erg laag

Industrie in ontwikkelingslanden

Waarom worden veel producten die we hier hebben in ontwikkelingslanden gemaakt?

• Lage lonen
• Weinig arbeidsvoorwaarden (lange werkdagen,
  

       zwaar en ongezond werk, kinderarbeid)

• Dus goedkope producten
  

Zelfstandig werken / Huiswerk

• Ga zelfstandig aan het werk aan de opdrachten 2 t/m 13 van paragraaf 2.4
  
  
  
• Heb je de opdrachten al af? Ga dan de topografie maken!
  
  

Lesdoelen 2.4

•  Je kunt de 3 beroepssectoren noemen.

• Je kunt van elke beroepssector 3 beroepen als voorbeeld geven.
  
  
• Je weet het verschil tussen een producent en een consument
  
  
• Je weet welke sector het grootst is in arme en rijke landen.
  
  
• Je weet waarom rijke landen producten uit arme landen kopen.

Goedemiddag!

Denk even aan:

• Mobiel in de bak
• Jas uit
• Boeken op tafel
• Tas op de grond

Dagopening

Huiswerk controleren

Opdracht 2 t/m 13

Zelfstandig werken

Maken opdrachten: 14 en 15A (Cursus 2.4)

Maken topografie (Blz. 78)

Afsluiting

• Hoe ging de les?
  
  
• Wat kon beter?
  
  
• Waar gaan we de volgende les mee verder?