Lesson 9. Grammar: adverbs & adjectives

What are we going to do today?
- Homework check 
- Grammar 9A + exercises 
- Done? Study words in Quizlet. 
- Time left? Gimkit! 

Lesson goal: at the end of the class you can use at least 1 adjective & adverb correctly
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

What are we going to do today?
- Homework check 
- Grammar 9A + exercises 
- Done? Study words in Quizlet. 
- Time left? Gimkit! 

Lesson goal: at the end of the class you can use at least 1 adjective & adverb correctly

Slide 1 - Tekstslide

Homework 
Let's check exercise 40a/b, 41, 42

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al over:
bijwoorden & bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 3 - Woordweb

Adjective and adverbs
adjective = een bijvoegelijk naamwoord. 
adverb = een bijwoord. 

Een adjective geeft meer informatie over een zelfstandignaamwoord (noun) 
Een adverb zegt iets over het werkwoord (verb) 

Slide 4 - Tekstslide

Adjectives 
We eat salted popcorns = salted zegt in deze zin iets over de popcorn. Popcorn is zelfstandig naamwoord. 

He loves red cars = red zegt iets over de auto. Auto is een zelfstandig naamwoord. 




Slide 5 - Tekstslide

Adjective
Een adjective komt ook na woorden als: to be, to look, to appear, to seem. 

I look amazing in my new dress.  
We are serious about our singing career.  
He seems nice in interviews. 

Slide 6 - Tekstslide

Adverbs
Adverbs zeggen iets over hoe vaak iets gebeurd of over de manier waarop iets gebeurd. Ze zeggen dus iets over het werkwoord. 

She sings beautifully - beautifully zegt iets over het zingen. Zingen is een werkwoord. 

Slide 7 - Tekstslide

Adverbs
Adverbs worden geplaatst voor het hoofdwerkwoord maar na vormen van to be. 
Je kunt een vaak herkennen aan -ly. 

I never watched a horror film by myself.  
We usually watch the news on the couch. 

Slide 8 - Tekstslide

Adverbs of frequency
Adverbs of frequency vertellen hoevaak iets gebeurd: always, never, sometimes etc. 

Meestal plaats je ze voor het hoofdwerkwoord: 
We always take the bus to school. 

Slide 9 - Tekstslide

Zet beautifully op de juiste plek:
The band plays.

Slide 10 - Open vraag

Have you seen the ........ clown yet?
A
cheerful
B
cheerfully

Slide 11 - Quizvraag

Do: 
Exercise 50a & b, 51b & c, 52a 
On your own at least 7 minutes in silence. 

Done? Study words in Quizlet 
timer
7:00

Slide 12 - Tekstslide

What did you learn
today?

Slide 13 - Woordweb