Maandag 18 januari 2021

Maandag 18 januari
Programma
09.00 - 09.30 uur Luisteren/schrijven 
(samenvatting van het Jeugdjournaal maken)

09.30 - 10.15 uur Grammatica
(voltooid deelwoord herkennen)

10.15 - 10.30 uur Pauze

10.30 - 10.45 uur Woordenschat
(nieuwe woorden bij thema 17 Geld en werk)

10.45 - 11.30 uur Schrijven
(verschillende schrijfopdrachten maken)
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 18 januari
Programma
09.00 - 09.30 uur Luisteren/schrijven 
(samenvatting van het Jeugdjournaal maken)

09.30 - 10.15 uur Grammatica
(voltooid deelwoord herkennen)

10.15 - 10.30 uur Pauze

10.30 - 10.45 uur Woordenschat
(nieuwe woorden bij thema 17 Geld en werk)

10.45 - 11.30 uur Schrijven
(verschillende schrijfopdrachten maken)

Slide 1 - Tekstslide

Een samenvatting maken
Wat is een samenvatting?
Een samenvatting is het belangrijkste opschrijven/vertellen van het verhaal.
Een samenvatting is kort.
Schrijf eerst belangrijke woorden op. Maak daarna de zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Oefenen samenvatting
Lianne is blut
Lianne is blut. Haar zakgeld is weer eens helemaal op. Maar ze heeft een heel mooi shirtje gezien in de uitverkoop. Dat zou ze wel willen kopen.
'Eerst sparen', zegt haar moeder. 'Dat lukt toch niet', mokt Lianne. 'Ik krijg gewoon te weinig zakgeld. Ik kom steeds geld tekort.' 
Haar oudere broer geeft gratis advies: 'Waarom neem je niet een baantje?' Lianne roept boos: ‘Wat voor baantje dan? Ik ben 14. Ik mag toch nog niks.’

Slide 3 - Tekstslide

Maak een samenvatting van het verhaal. Je mag maximaal 3 zinnen opschrijven.

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Link

Grammatica
Elk werkwoord kan je schrijven als een voltooid deelwoord.
Een voltooid deelwoord geeft de verleden tijd aan. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van:
lopen (ik ben naar huis......)
A
geloopt
B
belopen
C
gelopen
D
geliepen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
maken (ik heb mijn huiswerk....)
A
gemaken
B
gemaakt
C
maakt
D
bemaken

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
werken (ik heb vandaag goed.....)
A
gewerkt
B
gewerken
C
gewerkd
D
werkten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
slapen (ik heb vannacht goed...)
A
geslaapt
B
gesliepen
C
slaapten
D
geslapen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
zijn (ik ben gisteren naar school...)
A
gaan
B
zijn
C
geweest
D
gezijn

Slide 11 - Quizvraag

Opdracht
Je ziet een verhaal. Lees het verhaal.
Zoek alle werkwoorden op en schrijf de werkwoorden op.
Maak dan met elk woord een zin met het voltooid deelwoord.
Voorbeeld:
slapen - Ik heb geslapen
gaan - ik ben gegaan

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Pauze
Pauze 
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema Geld en werk.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 15 - Tekstslide

de afspraak
  • dat je wat afspreekt
  • je maakt een afspraak altijd samen met anderen
  • je moet een afspraak niet vergeten
  • zin: Ik heb een afspraak bij de dokter. 

Slide 16 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
de afspraak

Slide 17 - Open vraag

de baan
  • het werk dat je doet voor geld 
  • een baan doe je vaak voor vijf dagen in de week
  • zin: De baan van mevrouw Marieke is docent.

Slide 18 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
de baan

Slide 19 - Open vraag

de bijbaan
  • het werk dat je doet, naast je school of gewone baan;
  • met een bijbaan verdien je ook geld;
  • zin: Robel heeft een bijbaan als medewerker van de McDonald's.

Slide 20 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
de bijbaan

Slide 21 - Open vraag

bepalen
  • iets beslissen of vaststellen;
  • ik bepaal, hij bepaalt, wij bepalen;
  • je kan iets bepalen voor een ander;
  • zin: De docent bepaalt wanneer jullie pauze hebben.

Slide 22 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
bepalen

Slide 23 - Open vraag

afmaken
  • zorgen dat iets klaar is;
  • ik maak af, hij maakt af, wij maken af;
  • zin: Ik moet mijn werk vandaag afmaken/Ik maak mijn werk vandaag af. 

Slide 24 - Tekstslide

Maak een zin met het woord:
afmaken

Slide 25 - Open vraag

Schrijven
We kijken samen naar de opdrachten. De opdrachten maak je zelf. Je hebt nodig:
  • pen of potlood
  • papier

Slide 26 - Tekstslide

Wat is belangrijk bij een schrijfopdracht?

Slide 27 - Woordweb

Opdracht 1
Situatie
De batterij van je telefoon is kapot. Je mailt de winkel om te vertellen dat de batterij kapot is. Vraag of je een nieuwe batterij kunt krijgen. Vertel naar welk adres ze de nieuwe batterij kunnen sturen. Vraag of je hier iets voor moet betalen.

Slide 28 - Tekstslide

Ik vond deze schrijfopdracht....
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Opdracht 2
Situatie
In een folder van de bibliotheek staat een leuke computercursus. Je mailt Els de Wit om je aan te melden.
Vraag wat de kosten zijn.
Vraag ook of je nog spullen moet kopen om aan de cursus mee te kunnen doen.

Slide 30 - Tekstslide

Ik vond deze schrijfopdracht....
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Opdracht 3
Situatie
Je bent over twee dagen jarig.
Zaterdag geef je een feest. Je mailt je vriendin Kelly om haar uit te nodigen. Vertel op welke datum en tijd het feest is. Je weet nog niet wat voor taart je gaat bakken. Vraag of Kelly een idee heeft.

Slide 32 - Tekstslide

Ik vond deze schrijfopdracht....
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Klaar??? En nog geen tijd??
  • werken aan Disk (bronnen en bouwstenen thema 17 Geld en werk);
  • werken aan In Zicht
  • lezen in je leesboek en een boekverslag maken;
  • werken aan je rekenen 

Slide 34 - Tekstslide