11.2 de lever

11.2 De lever
deel 1
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

11.2 De lever
deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Doel en begrippen 11.2
Je leert de belangrijkste functies van de lever

leverlobjes, sinusoïden, glycogenese, gluconeogenese, transaminering, deaminering (ferritine, galkleurstof, detoxificatie, alcoholdehydrogenase, aldehydehydrogenase, galzouten)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Bloed aan-/ afvoer
Aanvoerende bloedvaten:
Leverslagader en poortader (vanaf de 
darmen)

Afvoerend bloedvat:
Leverader

Slide 4 - Tekstslide

Leverlobje

Sinusoïde

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Functies van de lever

De lever heeft verschillende functies.
  • Afweer
  • Aanmaak nuttige stoffen
  • Afbraak schadelijke stoffen
  • Opslag



Slide 7 - Tekstslide

Afweer (1)
In de wand van de sinusoïden bevinden zich Kupffercellen.
Deze cellen breken schimmels, bacteriën, parasieten en celresten af.

Slide 8 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Bij een hoog bloedsuikergehalte zetten levercellen glucose uit het bloed om in glycogeen (onder invloed van insuline uit de alvleesklier)= glycogenese

Slide 9 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Bij een laag bloedsuikergehalte zetten levercellen glycogeen om in glucose en geven dat af aan het bloed (onder invloed van glucagon uit de alvleesklier)

Slide 10 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling (2)
Wanneer de glycogeenvoorraad onvoldoende is voor de energiebehoefte wordt door de lever glucose gemaakt uit andere voedingsstoffen = gluconeogenese


Vetten
Aminozuren

Slide 11 - Tekstslide

De schommelingen in glucosegehalte van het bloed in de poortader, in de leverader en in de leverslagader worden met elkaar vergeleken. In welk van deze bloedvaten is het verschil tussen het minimum en het maximum glucosegehalte van het bloed het kleinst en in welk het grootst?
A
kleinst = leverader & grootst = poortader
B
kleinst = leverader & grootst = leverslagader
C
kleinst = leverslagader & grootst = poortader
D
kleinst = leverslagader & grootst = leverader

Slide 12 - Quizvraag

Vetstofwisseling (3)
De lever zet vetachtige stoffen om naar lipoproteïnen waardoor de hydrofobe vetten wel in het bloedplasma vervoerd kunnen worden (H10).




Slide 13 - Tekstslide

Vetstofwisseling (3)
De lever zet ongeschikte vetzuren om in geschikte vetzuren (bijvoorbeeld verzadigde vetzuren in onverzadigde vetzuren)
Essentiële vetzuren kan de lever niet maken. Die moet je via je voeding binnen krijgen (H10).





Slide 14 - Tekstslide

Vetstofwisseling (3)
Vetten worden in het lichaam gebruikt als energiebron, bouwstof, bescherming. 
Overbodige vetten worden afgescheiden in de vorm van cholesterol of galzure zouten (gal) 





Slide 15 - Tekstslide

Vetstofwisseling (3)
De lever maakt ook cholesterol (grondstof voor celmembranen en hormonen)

Cholesterol is de basis voor de aanmaak van sommige hormonen (testosteron, oestrogeen, bijnierhormonen)
Cholesterol zit in celmembranen voor flexibiliteit





Slide 16 - Tekstslide

Eiwitstofwisseling (4)
De lever kan aminozuren omzetten in andere aminozuren -> transaminering




Slide 17 - Tekstslide

Hieronder een aantal stoffen die in het lichaam van de mens voorkomen:
1) aminozuren
2) koolhydraten
3) eiwitten
Van welke van deze stoffen kan in de lever de concentratie in het bloed gewijzigd worden?
A
alleen van 1
B
alleen van 2
C
alleen van 2 en 3
D
van 1, 2 en 3

Slide 18 - Quizvraag

Eiwitstofwisseling (4)
9 van de 20 aminozuren zijn níet door de lever te maken: essentiële aminozuren.
Overtollige aminozuren worden door de lever afgebroken (er is geen ‘voorraad’). 


Slide 19 - Tekstslide

Eiwitstofwisseling (4)
Deaminering: stikstofgroep wordt verwijderd -> ureum wordt gevormd.


Slide 20 - Tekstslide

Eiwitstofwisseling (4)
Koolstofskelet wordt verbrandt, omgezet naar glucose (gluconeogenese) of vet (lipogenese)


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

beschadigde lever
Alcohol = giftig

met name hersencellen onherstelbaar beschadigd

te veel alcohol kan de lever niet aan, er ontstaat littekenweefsel = levercirrose 

Slide 24 - Tekstslide

Koolhydraatstofwisseling
Eiwitstofwisseling

Slide 25 - Tekstslide