MZ Comm 1.1 de aspecten van communicatie

Sociale Vaardigheden
1.1 de aspecten van communicatie
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Sociale Vaardigheden
1.1 de aspecten van communicatie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is communicatie?
A
Betekenis toekennen aan wat je waarneemt.
B
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
C
Gebruik van taal om met woorden een boodschap duidelijk te laten overkomen.
D
Omzetten van de ontvangen boodschap in een eigen betekenis.

Slide 2 - Quizvraag

Communicatieve vaardigheden
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
verbaal of non-verbaal
Het is onmogelijk om niet te communiceren.
Jij zendt iets uit, anderen ontvangen deze informatie.

Slide 3 - Tekstslide

Communicatieproblemen
Bij communicatieproblemen slaagt de zender er niet in de boodschap goed over te dragen. Een andere mogelijkheid is dat de ontvanger de boodschap niet goed begrijpt. Dat kan door: 
* verschil in achtergrond of gewoonten
* problemen bij het omzetten van de boodschap in woorden of gedrag
* beperking van onze zintuigen en/of het spraakorgaan
* problemen bij het begrijpen van de boodschap 
* ruis (intern of extern)
 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

OPDRACHT
Bij communicatie gaat het altijd om drie dingen: een zender, een ontvanger en een boodschap. Kies de juiste woorden.
Lotte schrijft een overdracht voor haar collega Marieke.

Lotte is ................
Marieke is ....................
Wat Lotte schrijft is .....................
 .

Slide 6 - Tekstslide

OPDRACHT
Kies: zender, ontvanger en boodschap. 
Beroepskracht MZ Birol zegt tegen cliënt Suzy, die haar wenkbrauwen fronst: ‘Volgens mij begrijp je het niet.’
Birol is ................
Suzy is ....................
Wat Birol zegt .....................
 Wenkbrauwen fronsen is ..............

Slide 7 - Tekstslide

Interactie
Interactie is een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding.

Bij interactie reageert de een op de ander en gaan boodschappen heen en weer. 

Slide 8 - Tekstslide

MEDIUM
Communicatie kan direct plaatsvinden tussen twee mensen, maar communicatie kan ook indirect plaatsvinden. Er is dan sprake van een medium.
  

Een medium is een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van de boodschap.
NOEM EEN VOORBEELD VAN EEN MEDIUM

Slide 9 - Tekstslide

MEDIUM - opdracht
Welke is geen medium?


Brochure             E-mail
Film                       Gesprek
Krant                     Tv
Vlog                       Whatsapp














Slide 10 - Tekstslide

Een nadeel van communiceren via een medium is dat je als zender niet ziet hoe de ander jouw boodschap ontvangt.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Via een medium geef je een terugkoppeling van informatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Feedback betekent letterlijk: terugkoppeling.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Alleen bij rechtstreekse communicatie is directe feedback mogelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Via een brief breng je een boodschap over aan de ontvanger.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Bij feedback wordt duidelijk gemaakt hoe de boodschap of het gedrag van de een op de ander overkomt.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Bij gebruik van een medium is rechtstreekse feedback altijd mogelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Feedback
Feedback betekent letterlijk: terugkoppeling. Feedback is het terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag) van de een op de ander overkomt.

Slide 18 - Tekstslide

eenzijdig of tweezijdig
Van eenzijdige communicatie is sprake wanneer er een duidelijk eenrichtingsverkeer is: direct reageren door de ontvanger van de boodschap is niet mogelijk is.

Bij tweezijdige communicatie heeft de ontvanger de mogelijkheid om te reageren op wat de ander zegt.

Slide 19 - Tekstslide

verbaal of non-verbaal
Verbale communicatie is de communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of geschreven) informatie overbrengt.

Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie. 

Slide 20 - Tekstslide

Interpreteren 
Interpreteren houdt in dat je betekenis toekent aan wat je waarneemt. 
Interpretatiefouten door:
vage, onduidelijke of abstracte woorden 
woorden die een persoonlijke invulling vragen. 
woorden die emoties kunnen oproepen
woorden die de ander niet kent
vakjargon (vaktaal) 
woorden die meerdere betekenissen hebben






Slide 21 - Tekstslide

Interpreteren houdt in dat je:
A
betekenis toekent aan wat je waarneemt.
B
de ontvangen boodschap omzet in een eigen betekenis.
C
gestoord wordt in de communicatie doordat er ruis optreedt.
D
taal juist gebruikt om met woorden een boodschap duidelijk te laten overkomen.

Slide 22 - Quizvraag

Leg uit waarom woorden die emoties uitdrukken makkelijk tot interpretatiefouten kunnen leiden.

Slide 23 - Open vraag

Vormen van non-verbale communicatie
uiterlijk en aan hoe je je kleedt (eerste indruk)
Lichaamshouding
Gebaren
Gezichtsuitdrukkingen
Oogcontact
Stemklank en toonhoogte
Aanraking en nabijheidsgedrag

Slide 24 - Tekstslide

Betekenis van non-verbale communicatie
Informatie overbrengen
Contact leggen en onderhouden
Belangstelling tonen
Feedback geven
Gevoelens uiten

Slide 25 - Tekstslide

Lichaamstaal
Lichaamstaal is de communicatie die via de mimiek (gezichtsuitdrukkingen), gebaren, oogcontact en de houding van het lichaam verloopt.
Mensen gebruiken altijd lichaamstaal! 
Spiegelen van lichaamstaal
Emotionele besmetting is het overnemen van de houding en de manier van doen van de persoon met wie iemand communiceert.
Invloed van lichaamstaal op jezelf

Slide 26 - Tekstslide

Inhoudelijk en relationeel aspect van communicatie
Het inhoudsaspect van communicatie gaat over het wat van de communicatie, het onderwerp dus. Bij het relatieaspect van communicatie gaat het om het hoe van de communicatie.

Slide 27 - Tekstslide

Het belang van de relatie
verschil in communicatie met groot leeftijdsverschil of machtsverhouding bv

Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn vormen van non-verbale communicatie?
A
Woorden die je uitspreekt of opschrijft.
B
Whatsappje met een emoticon die je aan een vriend stuurt.
C
De kleding die je draagt.
D
De kleur van je gezicht.

Slide 29 - Quizvraag

Non-verbale signalen hebben een veel groter effect dan verbale communicatie.
Geef een voorbeeld waaruit dat duidelijk naar voren komt.

Slide 30 - Open vraag

Hoe dichtbij mag de ander komen?
intieme zone (tot 45 cm)

persoonlijke zone (45 - 120 cm)
sociale zone (120 - 360 cm)
publieke zone (360 cm)



Slide 31 - Tekstslide

Als je bij de kennismaking langer dan gemiddeld naar elkaar kijkt, dan is de kans groot dat je elkaar niet graag mag.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Het wel of niet hebben van oogcontact, is cultuurgebonden.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Kijk je iemand bij de kennismaking lang aan en de ander vindt dat ongewenst, dan ervaart hij jouw aankijken als brutaal en opdringerig.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Oogcontact maken is een teken van aandacht geven aan de ander.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Mensen hebben meestal wel controle over de taal van hun ogen. Ze kunnen er gemakkelijk mee liegen.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Context van de communicatie
locatie
wie er aanwezig is/meeluistert
hoeveel tijd je hebt en welk tijdstip

Slide 37 - Tekstslide

Communicatiestijl
In je communicatiestijl komt tot uiting wie je bent, hoe je bent en wat je belangrijk vindt en wat niet.
In iemands communicatiestijl komen allerlei gedragsaspecten naar voren, denk aan: afwachtend of vol initiatief, vastbesloten of onzeker, risicomijdend of risicozoekend, gevoelig of bot, vaag of concreet.
Stopwoordjes

Slide 38 - Tekstslide

Communicatiepatronen
Wanneer mensen langere tijd met elkaar omgaan, gaan ze vaak op een vaste manier op elkaar reageren.
Gedrag roept tegengesteld gedrag op (verwachtingen).
Gedrag is gericht op samenwerking of op het bereiken van eigen doelen – en dat roept eenzelfde gedrag op.

Slide 39 - Tekstslide

OPDRACHT
Welke uitspraken over lichaamstaal zijn juist?
Non-verbale communicatie is hetzelfde als lichaamstaal.
Mensen gebruiken altijd lichaamstaal.
Mensen uiten vooral hun gevoelens via lichaamstaal
In lichaamstaal komen vooral bewuste gevoelens tot uiting.
Als mensen het met elkaar eens zijn, kopiëren ze onbewust elkaars lichaamstaal.
De lichaamstaal die je gebruikt, heeft ook invloed op jezelf.

Slide 40 - Tekstslide

OPDRACHT
Hoe zou jij elk van de volgende personen vragen of ze bij je willen komen?
Studiegenoot
Cliënt
Jonger broertje of zusje (of neefje/nichtje)

Slide 41 - Tekstslide

Welk voorbeeld vindt plaats in de intieme zone?
A
Een cliënt helpen bij het aankleden.
B
Een druk kind tot stilte manen door het even aan te raken.
C
Elkaar aankijken tijdens overleg met collega's.
D
Samen aan een kleine tafel zitten tijdens scholingsbijeenkomsten.

Slide 42 - Quizvraag

Welk voorbeeld vindt plaats in de persoonlijke zone?
A
De persoonlijke verzorging van baby’s en peuters.
B
Een oudere die om steun vraagt een schouderklopje geven.
C
Cliënten de hand schudden bij binnenkomst of vertrek.
D
Samen aan een kleine tafel zitten tijdens scholingsbijeenkomsten.

Slide 43 - Quizvraag

Welk voorbeeld vindt plaats in de sociale zone?
A
Even de hand van een cliënt vastpakken.
B
Een druk kind tot stilte manen door het even aan te raken
C
Elkaar aankijken tijdens overleg met collega's.
D
De persoonlijke verzorging van cliënten.

Slide 44 - Quizvraag

Welk voorbeeld vindt plaats in de publieke zone?
A
Een scholingsbijeenkomst.
B
Een druk kind tot stilte manen door het even aan te raken
C
Iemand die troost nodig heeft een schouderklopje geven.
D
De persoonlijke verzorging van cliënten.

Slide 45 - Quizvraag