RIA terugblik hoofdstuk 6

RIA terugblik hoofdstuk 6
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

RIA terugblik hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Vaste activa kunnen in drie groepen worden onderverdeeld. Welk antwoord is onjuist
A
Materiële activa
B
Voorraden
C
Immateriële activa
D
Financiële activa

Slide 2 - Quizvraag

Het verschil tussen vaste en vlotte activa is dat vaste activa binnen één jaar in geld word omgezet
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Van welk type lease is volgens deze balans sprake
A
Financial lease
B
Operational lease
C
Private lease
D
Hier is sprake van koop ipv lease

Slide 4 - Quizvraag

Door een onderneming wordt een auto geleased middels operational lease. Maandelijks wordt het bedrag per bank overgemaakt naar de leasemaatschappij. Wat klopt er niet aan deze boeking?
A
Gbr Autokosten is een hulprekening van het eigen vermogen en niet van schuld.
B
Gbr Autokosten is een rekening van bezit en had daarom gecrediteerd moeten worden. Bezit wordt minder waard.
C
Gbr Bank is een rekening van schuld, maar had gecrediteerd moeten worden. De schuld neemt immers per maand toe.

Slide 5 - Quizvraag

Wat klopt/kloppen er niet in dit memoriaal:
A
Gbr 8000 Inkoopwaarde verkopen is een rekening van bezit en had gecrediteerd moeten worden. Het bezit neemt immers af met een verkoop.
B
Gbr 8000 Inkoopwaarde verkopen is een hulprekening van het eigen vermogen en had gecrediteerd moeten worden. Door een verkoop stijgt het eigen vermogen.
C
Gbr 4780 Afschrijvingskosten is een hulprekening van het eigen vermogen en had gedebiteerd moeten worden. Door het boeken van kosten daalt het eigen vermogen
D
Gbr 1300 Debiteuren is een rekening van bezit en neemt door de afschrijving wegens faillissement af.

Slide 6 - Quizvraag

Van welke vorm van afschrijving is er volgens de afbeelding sprake?
A
Afschrijving gebaseerd op gebruik/prestatie
B
Afschrijving via de degressieve methode
C
Afschrijving via de progressieve methode
D
Afschrijving via de lineaire methode

Slide 7 - Quizvraag

Stelling:
1. Bij de lineaire afschrijvingsmethode blijven de afschrijvingskosten per periode gelijk. Dit zorgt ervoor dat de nettowinst aan het begin van afschrijven hoger is en per periode kleiner wordt.

2. Bij de degressieve afschrijvingsmethode veranderen de afschrijvingskosten per periode. Dit zorgt ervoor dat de nettowinst aan het begin van afschrijven kleiner is en per periode groter wordt.

A
Stelling 1 en 2 zijn beide juist.
B
Stelling 1 en 2 zijn beide onjuist.
C
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is onjuist
D
Stelling 1 is onjuist. Stelling 2 is juist

Slide 8 - Quizvraag

De onderneming op de afbeelding heeft een financial lease auto.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De intrinsieke waarde van een onderneming is:
A
De waarde van het eigen vermogen
B
De waarde van alle activa
C
De waarde van alle activa verminderd met de schulden
D
De waarde van alle activa verminderd met de schulden en het eigen vermogen

Slide 10 - Quizvraag

Rechercheren in administraties:
A
Ik kan er niet genoeg van krijgen!
B
Van mij hoeft het niet
C
Ik zie voor mijzelf een uitdaging
D
Was ik er maar nooit aan begonnen

Slide 11 - Quizvraag