H4.4 remmen en botsen (Havo) cpe

krachten
Havo H4.4 Remmen en botsen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

krachten
Havo H4.4 Remmen en botsen

Slide 1 - Tekstslide

4.4 Leerdoelen
  • Je kunt de stopafstand berekenen
  • Je kunt de stopafstand bepalen door de oppervlakte onder de grafiek in een (v,t)-diagram af te lezen
  • Je kunt uitleggen wat de werking is van de veiligheidsvoorzieningen in een auto aan de hand van het verkleinen van de vertraging.
  • Je kunt de druk op een ondergrond berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Stopafstand
Soms gebeurt er iets wat je niet verwacht en moet je ineens stoppen.  
-->Je ziet dat er een konijn op de weg staat en bedenkt dat je moet gaan remmen.  Je rijdt dan door met dezelfde snelheid en legt nog afstand af: de reactie-afstand
-->Je hebt je voet op de rem en je snelheid neemt af tot nul. Je vertraagt dan en legt nog afstand af: de remweg.

De totale afstand die je aflegt tijdens reageren en remmen is de stopafstand

Stopafstand = reactie-afstandremweg

Slide 11 - Tekstslide

De reactie afstand
De reactie afstand is de afstand die je aflegt tijdens het reageren. Er wordt nog niet geremd dus de snelheid blijft gelijk. Dit is een eenparige beweging (of een constante beweging).

Slide 12 - Tekstslide

De reactie afstand
De afstand kun je uitrekenen met de formule:
s = v . t
(s = afstand in m, v = snelheid in m/s, en t = tijd in s)
s = v.t
s = ?
v = 2,5 m/s
t = 6 s
s = 2,5 x 6
s = 15 m

Slide 13 - Tekstslide

De vertraging
Een auto rijdt elke seconde 2 m/s langzamer.  
Je zegt dan dat de vertraging (a) 2 m/s2 is.
Berekening van de vertraging:
                                                    

a = ?
                          m/s
t = 6 s
a = 12 : 6
a = 2 m/s2
a=tΔv
Δv=012=()12

Slide 14 - Tekstslide

De gemiddelde snelheid
De auto heeft een beginsnelheid van 12 m/s.
De eindsnelheid is 0 m/s

Het gemiddelde van 12 en 0 = 6 m/s


(12 + 0) : 2 = 6

                                                    

Slide 15 - Tekstslide

De remweg
Bij remmen (een vertraagde beweging tot stilstand) is de formule om de afgelegde weg te berekenen: s = vgem.t


                                                    

s = vgem .t
s = ?
vgem = 6 m/s
t = 6 s
s = 6 x 6
s = 36 m

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

0

Slide 18 - Video

Bereken de stopafstand met gegevens uit de grafiek.
<----- reactie ----->
<-------------- remmen ------------->

Slide 19 - Tekstslide

Reactie:
het horizontale gedeelte uit de grafiek:
s = ?
v = 24 m/s
t = 0,7 s
s = 24 x 0,7
s = 16,8 m
s=vt

Slide 20 - Tekstslide

Remmen:
het schuine (aflopende) gedeelte uit de grafiek:
srem = ?
vgem =                   m/s 
t = 4,7 - 0,7 = 4 s
s = 12 x 4
s = 48 m
srem=vgemt
224+0=12
<-- 17,5 m -->

Slide 21 - Tekstslide

stoppen:
De reactie afstand en de remweg optellen bij elkaar

S = 16,8 m + 48,0 m = 64,8 m


<-- 17,5 m -->
<-- 50,0 m -->

Slide 22 - Tekstslide

Controlevraag
a) Reactietijd =..........s
b) Vertraging = ..........
c) m = 800 kg
     De remkracht = .........
d) stopafstand = ......

Slide 23 - Tekstslide

a) Reactietijd =..........s
 Het horizontale deel in de grafiek : 0,7 s

Slide 24 - Tekstslide

b) vertraging is: .........

verschil in snelheid is 24 m/s
tijdsduur van vertragen is 4,7 - 0,7 = 4,0 s

 a = 24/4 = -6 m/s2
a=ΔtΔv

Slide 25 - Tekstslide

c) m = 800 kg

(uit vraag b weten we a = 24/4 = -6 m/s2)
     De remkracht = .........
 F = m x a
 F = 800 x -6 = -4800 N

Slide 26 - Tekstslide

d) stopafstand is:

stopafstand=reactieafstand+remweg
-reactieafstand:
s = v x t  = 24 x 0,7 = 16,8 m

-remweg
s = vgem x t = 12 x 4 = 48 m

Stopafstand = 16,8 + 48 = 64,8 m

Slide 27 - Tekstslide

Remkracht
Om af te remmen is kracht (F) nodig. De resulterende kracht (=remkracht) op een remmend voertuig kun je berekenen met  Fres = m x a  .
Hierin is:
F     = de remkracht in Newton (N)
m   = de massa van het voertuig in kilogram (kg)
a     = de vertraging van het voertuig in meter per seconde kwadraat (m/s2)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Maak de opdracht in je schrift.

Slide 31 - Tekstslide

Noteer eerst de vraag en de gegevens rechtsboven.
F = ?
m = 80 kg
t = 0,06 s
v(begin) = 9,0 m/s;  v(eind) = 0,0 m/s.
F=ma
a=ΔtΔv

Slide 32 - Tekstslide

Bereken dan de remkracht (F) 
F = ?
m = 80 kg       a = 150 m/s2
t = 0,06 s
v(begin) = 9,0 m/s;  v(eind) = 0,0 m/s.
F = 12 000 N  (of 12 kN)
F=ma
F=80150

Slide 33 - Tekstslide

De kracht op de inzittenden moet zo klein mogelijk worden!
In de formule F = m x a zie je dat de kracht (F) afhankelijk is van de massa (m) en de vertraging (a). Je hebt geen invloed om de massa, wel op de vertraging.

Hoe KLEINER de vertraging (a) hoe KLEINER de kracht (F).
Om de vertraging kleiner te maken wordt de botstijd voor de inzittende zo lang mogelijk gemaakt. De kreukelzone en de autogordel zorgen hiervoor. Zie de crashtest.

Slide 34 - Tekstslide

De kracht op de inzittenden tijdens een botsing
den.
kreukelzone
autogordel

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video


Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Druk uitrekenen

Slide 39 - Tekstslide

Het contactoppervlak van het gebied van een autogordel is 400cm2.
De kracht die op je lichaam wordt uitgeoefend tijdens een botsing is 10 kN.
Bereken de (gemiddelde) druk op je tijdens het afremmen.

Slide 40 - Open vraag

verdieping

Slide 41 - Tekstslide

Bewegingsenergie
Dingen die bewegen hebben bewegingsenergie.

Slide 42 - Tekstslide

      = Bewegingsenergie van het voorwerp in joule (J)
m = massa in kilogram (kg)
v = snelheid van het voorwerp in meter per seconde (m/s)
Ek=0,5mv2
Ek

Slide 43 - Tekstslide

Een vrachtwagen heeft een massa 1200 kg en de motor heeft er 286 kJ ingestopt op een bepaalde snelheid te rijden.
Bereken de snelheid van de vrachtwagen in km/h

Slide 44 - Open vraag

Huiswerk
Leren paragraaf 4.4 
maken vraag 1 t/m 7


Slide 45 - Tekstslide