2HV Lezen H1, H2, H3 Herhaling
1 / 22
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met het onderwerp van een tekst?
Slide 7 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?
A
Eén of enkele woorden die aangeven waar de tekst over gaat.
B
Een vraag over het onderwerp van de tekst.
C
Eén volledige zin die het belangrijkste weergeeft wat de schrijver wil zeggen.
D
Een korte samenvatting van de tekst.
Slide 8 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een chronologisch tekstverband?
A
Ten eerste, ten tweede, daarnaast, ook
B
Maar, daarentegen, toch, echter
C
Neem nou, denk aan, zoals, bijvoorbeeld
D
Toen, straks, in 2021, later
Slide 9 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een toelichtend tekstverband?
A
Ten eerste, ten tweede, daarnaast, ook
B
Maar, daarentegen, toch, echter
C
Neem nou, denk aan, zoals, bijvoorbeeld
D
Toen, straks, in 2021, later
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met hoofdzaken?
A
De belangrijkste informatie van een tekst
B
Een samenvatting van een tekst
C
De minder belangrijke informatie van een tekst
D
De inleiding en het slot
Slide 12 - Quizvraag
Waar vind je vaak de kernzin van een alinea?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een redengevend en een oorzakelijk verband?
Slide 15 - Open vraag
Welke signaalwoorden horen bij een concluderend verband?
A
omdat, daarom, dus, want
B
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door
C
maar, echter, toch, daarentegen
D
dus, daarom, kortom, al met al
Slide 16 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een redengevend verband?
A
omdat, daarom, dus, want
B
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door
C
maar, echter, toch, daarentegen
D
dus, daarom, kortom, al met al
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Welke signaalwoorden horen bij een vergelijkend verband?
A
opdat, zodat, om te, door middel van
B
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door
C
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
D
in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals
Slide 19 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een doel-middelverband?
A
opdat, zodat, om te, door middel van
B
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door
C
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
D
in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals
