MC 1 G/B-route_ Spijsverteringsstelsel

Human Body
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Human Body

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celkern
Mitochondriën
Cytoplasma
Celmembraan

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De celfabriek

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

celademhaling = verbrandingsreactie
Energieomzetting via celademhaling

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 2 - MC 1 - Het spijsverteringsstelsel

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Human Body
Week 1 - Van cel tot organisme
Week 2 - Het spijsverteringsstelsel
Week 3 - Spijsvertering
Week 4 - Ademhaling
Week 5 - Uitscheiding
Week 6 -> Bloedsomloop + samenhang stelsels
Week 7 -> Toets & jury

Slide 8 - Tekstslide

Overzicht van de inhouden = verkennen van de leerstof in dit project.
De celfabriek

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                                   Het spijsverteringsstelsel

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk orgaan maakt geen deel uit van de spijsvertering?
A
lever
B
alvleesklier
C
maag
D
nier

Slide 13 - Quizvraag

Belangrijkste functies van de nieren
- Afvalstoffen verwijderen
Je nieren halen afvalstoffen uit het bloed, zoals ureum (afkomstig van eiwitafbraak) en creatinine (afvalstof van spieren). Deze stoffen verlaten je lichaam via de urine.
- Vocht- en zoutbalans regelen
Ze zorgen ervoor dat je lichaam niet uitdroogt of juist te veel vocht vasthoudt. Ook houden ze de juiste hoeveelheid zouten zoals natrium, kalium en calcium in balans.
- Bloeddruk regelen
De nieren maken het hormoon renine aan, dat helpt om je bloeddruk stabiel te houden.
- Zuurtegraad van het bloed in balans houden
Ze zorgen ervoor dat je bloed niet te zuur of te basisch wordt, wat belangrijk is voor het goed functioneren van je cellen.
- Aanmaak van rode bloedcellen stimuleren
Via het hormoon erytropoëtine geven de nieren een seintje aan het beenmerg om rode bloedcellen aan te maken.
- Sterke botten ondersteunen
De nieren helpen bij het regelen van calcium en fosfaat, wat belangrijk is voor stevige botten.

Mondholte
  • Tanden
  • Tong
= mechanische verkleining

  • Speeksel: 3 grote klieren
= chemische verkleining
= stofomzetting

Slide 14 - Tekstslide

Je hebt drie grote paren speekselklieren:
1. Oorspeekselklieren (glandula parotis)
- Liggen net voor je oren, achter je wangen
- Maken vooral waterig speeksel, vooral als je kauwt of iets zuurs proeft
2. Onderkaakspeekselklieren (glandula submandibularis)
- Liggen achterin je onderkaak
- Maken slijmerig speeksel in rust
3. Onderstongspeekselklieren (glandula sublingualis)
- Liggen onder je tong
- Maken ook slijmerig speeksel, vooral continu om je mond vochtig te houden
Daarnaast zijn er veel kleine speekselklieren verspreid in je lippen, wangen, gehemelte en tong.

Elke dag produceer je ongeveer 1 tot 1,5 liter speeksel. Het komt via afvoerbuizen in je mond terecht. De productie wordt gestimuleerd door kauwen, smaakprikkels (zoals zuur), en zelfs denken aan eten.

🧠 Waarom is speeksel belangrijk?
- Het maakt voedsel nat zodat je het makkelijk kunt doorslikken.
- Het start de vertering van zetmeel.
- Het beschermt je tanden tegen zuren.
- Het spoelt bacteriën weg en helpt je mond gezond te houden.

🌾 Wat is zetmeel?
- Zetmeel is een koolhydraat dat voorkomt in voedingsmiddelen zoals brood, aardappelen, pasta en rijst.
- Het bestaat uit lange ketens van suikermoleculen (glucose) die aan elkaar vastzitten.
- Zetmeel is een belangrijke energiebron voor ons lichaam, maar moet eerst worden afgebroken tot kleinere stukjes voordat je lichaam het kan gebruiken.

💧 Wat doet speeksel met zetmeel?
- In je speeksel zit een enzym dat amylase heet.
- Amylase begint al in je mond met het afbreken van zetmeel in kleinere suikermoleculen, zoals maltose en uiteindelijk glucose.
- Dit proces heet chemische vertering en start dus al tijdens het kauwen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel tanden heb je in je gebit?
(blijvend gebit)
A
20
B
24
C
32
D
36

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Keelholte
Je huig en strotklepje zorgen ervoor dat het voedsel niet naar je neus of je longen kan.

Slide 17 - Tekstslide

De strottenklepje (klein flapje bij luchtpijp) is een beschermend klepje dat ervoor zorgt dat eten niet in je luchtpijp geraakt, terwijl het strottenhoofd (orgaan bij begin luchtpijp) een groter orgaan is dat helpt bij spreken en ademen, het bevat ook de stembanden. 
Ze liggen vlak bij elkaar, maar hebben verschillende functies.

Wat is de huig?
A
1
B
2

Slide 18 - Quizvraag

👅 Wat is de huig?
- De huig (ook wel uvula genoemd) is het kleine, druppelvormige stukje weefsel dat achter in je mond hangt, in het midden van het zachte gehemelte.
- Je ziet het als je je mond wijd open doet en in de spiegel kijkt.

🔧 Wat doet de huig?
- Afsluiten van de neusholte bij het slikken
- Tijdens het slikken beweegt de huig omhoog en sluit de neuskeelholte (nasofarynx) af.
- Zo voorkomt je lichaam dat voedsel of drank via je neus naar buiten komt.
- Helpen bij het spreken
- De huig speelt een rol bij het uitspreken van bepaalde klanken, zoals de huig-r in sommige dialecten of talen.
- Ze helpt ook bij het vormen van gutturale klanken (klanken die achter in de keel worden gemaakt).
- Bescherming tegen verslikken
- Als er iets groots of onverwachts achter in je keel komt, kan de huig de kokhalsreflex opwekken.
- Dat helpt voorkomen dat je je verslikt.
🧠 In het kort:
De huig zorgt ervoor dat eten niet in je neus komt, helpt bij het spreken en beschermt je tegen verslikken.

Slokdarm
De slokdarm brengt het voedsel van de keel naar de maag.
  • de holte is geplooid en gevuld met slijm
  • de slokdarm heeft een dubbele spierlaag
slijm
S
kringspieren
K
lengtespieren
L

Slide 19 - Tekstslide

🧪 Wat doet de slokdarm?
- De slokdarm is een gespierde buis van ongeveer 30 cm lang.
- Hij vervoert voedsel van de mond naar de maag via peristaltische bewegingen (golvende spierbewegingen).
- Er zitten geen verteringssappen of enzymen in de slokdarmwand die voedsel afbreken.

Proefje

Neem een flesje water en een rietje. Leerling 1 gaat op een tafel liggen met zijn/haar hoofd naar beneden. Leerling 2 geeft water te drinken uit een flesje met een rietje. Leerling 1 probeert water te drinken.

Lukt het leerling 1 om water te drinken?
JA / NEE
 


Slide 20 - Tekstslide

🧪 Waarom niet?
- Als je met je hoofd naar beneden ligt, werkt de zwaartekracht tegen het drinken in.
- Het slikken van water vereist een gecoördineerde beweging van je tong, keelspieren en slokdarm — en die werken het best als je rechtop zit of staat.
- In deze houding kan het water zelfs terugstromen of je je verslikken, omdat de slikreflex verstoord is.
🧠 In het kort:
Drinken met je hoofd naar beneden is moeilijk en onveilig. Je lichaam is niet gemaakt om in die positie te slikken.
Wil je dit gebruiken als startpunt voor een les over zwaartekracht, slikken of lichaamshouding?

Hoe beweegt voedsel zich door de slokdarm?
-> Dit noemen we peristaltiek of peristaltische bewegingen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slokdarm

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de functie van de slokdarm
A
verteren van voedsel
B
voedsel naar de maag transporteren
C
slijm produceren
D
voedsel naar de mond transporteren

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de stuwende spierbeweging in de slokdarm?
A
pirestatiet
B
peristatiek
C
perisaltiek
D
peristaltiek

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met peristaltiek?
A
Beweging van onze buikspieren
B
Voortstuwende beweging van slokdarm/maag/darmen
C
Vertering van voedsel
D
Doorslikken van voedsel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De maag
  • De maag kneedt het voedsel.
  • De maag maakt ZUUR maagsap
         => chemische verkleining

Slide 27 - Tekstslide

🧪 Wat is maagsap?
- Maagsap is een zure vloeistof die wordt aangemaakt door klieren in de maagwand.
- Je lichaam maakt ongeveer 1,5 tot 2,5 liter maagsap per dag, vooral tijdens het eten.
🔬 Wat zit er in maagsap?
1. Zoutzuur (HCl):
- Maakt het maagsap heel zuur (pH 1,5–2 tot 3, dus tot 100x zuurder dan citroenzuur).
- Doodt bacteriën en ziektekiemen in het voedsel.
2. Pepsine:
- Een enzym dat eiwitten afbreekt tot kleinere stukjes (peptiden en aminozuren).
- Werkt alleen goed in een zure omgeving.
3. Slijm:
- Beschermt de maagwand tegen het bijtende zuur.
4. Intrinsieke factor:
- Helpt later in de dunne darm bij het opnemen van vitamine B12.

🍽️ Wat gebeurt er met het voedsel?
- Het voedsel wordt in de maag gekneed en gemengd met maagsap.
- Eiwitten worden afgebroken door pepsine.
- Zetmeelvertering stopt in de maag, omdat het enzym amylase uit speeksel niet werkt in zuur.
- Het voedsel verandert in een brij (chymus) die klaar is voor verdere vertering in de dunne darm.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De twaalfvingerige darm, de lever en de alvleesklier
Vanuit de maag komt het zure voedsel in de twaalfvingerige darm: 
  • lever maakt galsap -> vetten
  • galblaas = tijdelijke opslagplaats
  • alvleesklier (= pancreas) maakt alvleessap -> vet/eiwit/suiker                                   -> bescherming zuur
             => chemische verkleining
alvleesklier
A
galblaas
G
twaalfvingerige darm
T

Slide 29 - Tekstslide

Galsap helpt bij het afbreken van vetten, en alvleessap bevat enzymen die vetten, eiwitten en suikers verteren én het maagzuur neutraliseren. Samen zorgen ze voor een goede vertering in de dunne darm.
Na de twaalfvingerige darm komt de......
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
Slokdarm
D
Endeldarm

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dunne darm
Na de 12v-darm volgt de 5 meter lange dunne darm.

  • veel darmplooien
  • maakt darmsap
           => chemische verkleining
  • neemt verteringsproducten op in het bloed (= stofuitwisseling)

Slide 31 - Tekstslide

- De binnenkant van de dunne darm heeft plooien, vlokken en microvlokken → dit zorgt voor een enorm oppervlak (tot wel 200 m²!) zodat opname efficiënt verloopt.
- De opgenomen stoffen gaan via het bloed naar de lever en daarna naar de rest van het lichaam.

🧬 Hoe worden voedingsstoffen opgenomen?
- In de wand van de dunne darm zitten heel veel kleine bloedvaatjes (haarvaten).
- De voedingsstoffen (zoals glucose, aminozuren, vetzuren, vitaminen) gaan via de darmcellen (enterocyten) door de wand heen naar deze haarvaten.
- Die haarvaten zijn onderdeel van het bloedvatenstelsel, dat de voedingsstoffen vervoert naar de lever en de rest van het lichaam.
🩸 Wat doet het bloed dan?
- Het bloed in de haarvaten neemt de voedingsstoffen op, en die worden opgelost in het bloedplasma (de vloeistof in het bloed).
- Rode bloedcellen vervoeren zuurstof, niet voedingsstoffen.
- Dus: de voedingsstoffen reizen mee in het plasma, niet in de rode bloedcellen.
🧠 In het kort:
De dunne darm geeft voedingsstoffen door aan het bloed via haarvaten in de darmwand. Die voedingsstoffen reizen in het bloedplasma, niet in de rode bloedcellen.

De dunne darm is:
A
ruim 10 meter lang
B
ongeveer 30 cm lang
C
ongeveer 6 meter lang
D
ruim een meter lang

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dikke darm
Onverteerbare resten komen vanuit de dunne darm in de dikke darm terecht.
De functie van de dikke darm is...
  • het onttrekken van water + zout (indikken van de resten)

Slide 33 - Tekstslide

In de dikke darm wordt:
- Water en zout terug opgenomen in het lichaam → zo droogt de brij in.
- De brij langzaam omgevormd tot ontlasting (stoelgang).
- Bacteriën helpen bij het afbreken van sommige stoffen en maken vitamines aan (zoals vitamine K).
- De dikke darm kneedt en duwt de ontlasting langzaam richting de endeldarm.

💩 Samenstelling van ontlasting
- Water: Ongeveer 75% van het totale gewicht van ontlasting is water.
- Bacteriën: Van de droge massa (de overige 25%), bestaat 25–54% uit levende en dode bacteriën. Deze bacteriën maken deel uit van je darmflora en spelen een rol in de vertering en vitamineproductie.
- Onverteerbare voedselresten: Zoals vezels (cellulose), die niet door het lichaam worden afgebroken.
- Slijm en dode darmcellen: De darmwand vernieuwt zich voortdurend, en oude cellen worden via de ontlasting afgevoerd.
- Afvalstoffen: Zoals bilirubine (afbraakproduct van rode bloedcellen), cholesterol en andere stoffen die via gal worden uitgescheiden.
- Gassen: Zoals methaan, waterstof en koolstofdioxide, geproduceerd door darmbacteriën.
Blinde darm en endeldarm
De resten leggen deze weg af...
  • blinde darm met wormvormig aanhangsel 
  • endeldarm waar de ontlasting wordt opgeslagen, met de anus als afsluitspier (kringspier)
Blinde darm
B
Endeldarm
A

Slide 34 - Tekstslide

appendix mogelijks belangrijk voor bacteriële flora in darmen!! 

🚽 Wat gebeurt er daarna?
- In de endeldarm wordt de ontlasting tijdelijk opgeslagen.
- Als die vol is, krijg je het gevoel dat je naar het toilet moet.
- Via de anus verlaat de ontlasting je lichaam.

de anus heeft twee kringspieren (ook wel sfincters genoemd) die samenwerken om de stoelgang gecontroleerd uit het lichaam te laten:

🧠 De twee anale kringspieren
- Interne anale sfincter
- Onwillekeurig: Je hebt er geen bewuste controle over.
- Gemaakt van gladde spieren.
- Houdt de anus normaal gesloten en opent reflexmatig bij aandrang.
- Externe anale sfincter
- Willekeurig: Je kunt deze bewust aanspannen of ontspannen.
- Gemaakt van dwarsgestreepte spieren.
- Zorgt ervoor dat je controle hebt over het moment van ontlasting.
🔄 Hoe werken ze samen?
- Bij aandrang ontspant eerst de interne sfincter reflexmatig.
- Je voelt dat je naar het toilet moet.
- Je beslist bewust of je de externe sfincter ontspant (om te ontlasten) of aanspant (om het op te houden).
Deze samenwerking is essentieel voor continentie—het vermogen om ontlasting op te houden tot een geschikt moment. Problemen met deze spieren kunnen leiden tot incontinentie of obstipatie.

Even oefenen...
mond
slokdarm
lever
galblaas
twaalfvingerige darm
alvleesklier / pancreas
maag
dunne darm / ileum
endeldarm 
aars / anus
dikke darm / colon

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke weg legt het voedsel af? Plaats de woorden in de goede volgorde.
Mondholte
Maag
endeldarm
slokdarm
dikke darm
dunne darm
Keelholte
Twaalfvingerige darm

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spijsverteringsstelsel
Sleep de woorden naar de juiste plek.
Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
Anus
Blinde darm

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies