Oefenen begrijpend lezen blok 1-6 2h

Oefenen begrijpend lezen 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefenen begrijpend lezen 

Slide 1 - Tekstslide

Toets toetsweek
tekstdoelen
titel, onderwerp, deelonderwerp, alinea, tussenkopje
kernzinnen
hoofd- en bijzaken
inleiding, middenstuk, slot
zins- en alineaverbanden
signaalwoorden
verwijswoorden
manieren van inleiden en afsluiten
verbindingsmanieren (signaalwoorden, herhaling, overgangszinnen en aankondigende zinnen)
feiten en mening; objectief en subjectief
tegenargumenten

Slide 2 - Tekstslide

Toets toetsweek
tekstdoelen
titel, onderwerp, deelonderwerp, alinea, tussenkopje
kernzinnen
hoofd- en bijzaken
inleiding, middenstuk, slot
zins- en alineaverbanden
signaalwoorden
verwijswoorden
manieren van inleiden en afsluiten
verbindingsmanieren (signaalwoorden, herhaling, overgangszinnen en aankondigende zinnen)
feiten en mening; objectief en subjectief
tegenargumenten

Slide 3 - Tekstslide

Wat is GEEN zins- en alineaverband?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
samenvatting
D
oorzaak-gevolg

Slide 4 - Quizvraag

Een objectieve tekst bevat feiten, een subjectieve tekst bevat de mening van de schrijver.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een voorbeeld van een subjectieve tekst is:
A
een informerende tekst
B
een activerende tekst
C
een instruerende tekst
D
een amuserende tekst

Slide 6 - Quizvraag

Het signaalwoord 'omdat' kan het verband .... aangeven.
A
middel-doel
B
oorzaak-gevolg
C
uitspraak-vergelijking
D
uitspraak-reden

Slide 7 - Quizvraag

'Een jaar zittenblijven helpt je verder'

 Bladzijde 283-284

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel alinea's heeft deze tekst?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 9 - Quizvraag

Lees alinea 1

Slide 10 - Tekstslide

In alinea 1 staat een tegenstelling. Aan welk signaalwoord herken je die?

Slide 11 - Open vraag

Welke twee delen van de tegenstelling verbindt het signaalwoord 'toch'? Noem beide delen van de tegenstelling.

Slide 12 - Open vraag

Lees alinea 2 en 3. Op welke manier zijn deze twee alinea's verbonden?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
middel-doel
D
opsomming

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de hoofdzaak van alinea 4?

Slide 14 - Open vraag

Waarom zou zittenblijven wel nuttig kunnen zijn?

Slide 15 - Open vraag

Op welke manier wordt de tekst afgesloten?
A
Met een conclusie
B
Met een samenvatting
C
Met een advies
D
Met nieuwe informatie

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 17 - Open vraag

Welk verband zit er in alinea 4?
A
uitspraak-reden
B
middel-doel
C
uitspraak-vergelijking
D
voorbeeld

Slide 18 - Quizvraag

Wat is jouw mening over zittenblijven? Geef je mening en noem minimaal twee argumenten.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Als ik zou moeten kiezen tussen zittenblijven of een zomerschool, dan zou ik kiezen voor:
A
zittenblijven
B
zomerschool

Slide 21 - Quizvraag