C.3: Hazard Management

Ontstaan orkanen boven land of boven zee
A
Land
B
Zee
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ontstaan orkanen boven land of boven zee
A
Land
B
Zee

Slide 1 - Quizvraag

Wat moet de water temperatuur minimaal zijn, wil er een orkaan kunnen ontstaan
A
10
B
17
C
25
D
27

Slide 2 - Quizvraag

Met welke schaal wordt de windkracht weergegeven?
A
schaal van hawkins
B
schaal van beaufort
C
schaal van scoville
D
schaal van richter

Slide 3 - Quizvraag

Ging orkaan Katrina van X naar Y of van Y naar X?

Slide 4 - Open vraag

Er worden twee uitspraken gedaan over het ontstaan van orkanen.
Uitspraak 1: een orkaan is een groot gebied van lage luchtdruk.
Uitspraak 2: orkanen komen in de Verenigde Staten vooral voor in de maanden februari tot en met mei.
Neem de cijfers 1 en 2 van de uitspraken over op het antwoordblad en zet erachter of de uitspraak juist of onjuist is.

Slide 5 - Open vraag

Hurricane
Tyfoons
Cyclonen

Slide 6 - Sleepvraag

C.3 Hazard mangagement

Slide 7 - Tekstslide

Deze les:
  • Uitleg C.3 Hazard management

Aan het einde van de les kan je beschrijven wat hazard management inhoud en het verband tussen het welvaartsniveau van een land en de ontwikkeling beschrijven. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Waarom zijn er bij orkaan Katrina in 2005 bij New Orleans zoveel slachtoffers gevallen?

Slide 10 - Open vraag

Wat ging er mis bij Katrina?

Slide 11 - Tekstslide

Hazard management
Hazard management = maatregelen van de overheid om natuurrampen en de ernst ervan te voorspellen en de gevolgen ervan te beperken.:
  • waarschuwingssysteem
  • rampenplan: voorlichting aan bewoners, taken wie wat doet, locaties noodopvangplaatsen, hoeveel hulpverleners nodig zijn.
voorkomen is beter dan genezen
Bij tornado’s en orkanen: stevigere huizen bouwen, schuilkelders

Slide 12 - Tekstslide

Risicoperceptie
Risicoperceptie = de persoonlijke inschatting van mensen van een risico.
  • moet rekening mee worden gehouden bij hazard management.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom hebben armere bevolkingsgroepen die bijv. in krottenwijken leven vaak een lage risicoperceptie?

Slide 14 - Open vraag

Verbeteringen
Tornado Alley
Tornado Alley: 
  • meer en betere voorlichting, betere voorspellingen.
  • minder dodelijke slachtoffers
New Orleans
New Orleans: veel verbeterd.
  • ‘deltaplan’ met verhoogde dijken, dammen, stormvloedkeringen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Hazard management is het beleid om
A
Natuurrampen als geheel te voorkomen
B
Natuurrampen te voorspellen
C
Schade van natuurrampen te voorkomen

Slide 20 - Quizvraag

Stelling 1: met hazard management kun je een aardbeving voorkomen.

Stelling 2: met hazard management kun je een tsunami voorkomen.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
Alleen stelling 1 is juist
D
Alleen stelling 2 is juist

Slide 21 - Quizvraag

Als het ontwikkelingspeil in een land hoog is, kan je er veel hazard management vinden?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Wat valt onder Hazard management?
A
Het verdelen van landbouwgrond
B
Het opstellen van evacuatieplannen
C
Zorgen dat het riool goed aangesloten is
D
Zorgen dat Eden op tijd op de training komt

Slide 23 - Quizvraag

Daan en Leon bestuderen de gevolgen van orkanen. Zij verbazen zich over het gedrag van mensen voor, tijdens en na een orkaan.
Daan zegt: “Dat mensen niet evacueren is een voorbeeld van
risicoperceptie.”
Leon zegt: “Het belangrijkste doel van hazard management is om de
schade na een ramp zo snel mogelijk te herstellen.”
Wat is juist?
A
Alleen de uitspraak van Daan is juist.
B
Alleen de uitspraak van Leon is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Nu doen:
  • Maak van C.3 minimaal: 1d, 2a, 2b, 2d, 3b, 3c en check de deelvragen (blz. 63).
  • Maak de examentraining.
  • Leer voor se 2.

Slide 25 - Tekstslide