M3: herhaling - Koude Oorlog

Welkom in de geschiedenisles!
De Koude Oorlog
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de geschiedenisles!
De Koude Oorlog

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

  • Heb je de informatie van het themakatern Koude Oorlog voor jezelf herhaalt.

  • Kun je beeldanalyse uitvoeren op beeldbronnen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kapitalisme en communisme
  • Kapitalisme: 
  • een economisch systeem waarin ondernemers zo veel mogelijk winst proberen te maken. De grond en het kapitaal zijn in het bezit van de ondernemers.

  • Communisme: 
  • politieke stroming die gelooft dat armoede opgelost kan worden door privébezit af te schaffen. Alle bezittingen zijn eigendom van de staat.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Koude Oorlog begint:
A
na de nederlaag van Duitsland
B
de dood van Roosevelt (april 1945)
C
de nederlaag van Japan
D
na WOII in 1945

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Communisme
Kapitalisme
Bezit
Lonen
Doel
Land
Verenigde Staten
Iedereen verdient evenveel
Goed bestaan voor iedereen
Ondernemer verdient meer dan arbeider
Sovjet Unie
Fabrieken zijn eigendom van de staat
Fabrieken zijn eigendom van ondernemers
Zo veel mogelijk winst maken

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heet de grens tussen het oosten en het westen?
A
IJzeren muur
B
Rode lijn
C
IJzeren Gordijn
D
Communistische muur

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke historische gebeurtenis herken je in de bron?
Gebruik de bron
A
Verdeling van Duitsland
B
Einde van de Tweede Wereldoorlog
C
Operatie Barbarossa
D
De luchtbrug tijdens de blokkade van Berlijn

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Marshallhulp?
A
Hulp aan arme kinderen in Afrika
B
Hulp van de VS aan Europa na de 2e wereldoorlog.
C
Hulp voor militairen
D
Hulp voor de SU tijdens de Koude Oorlog.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de belangrijkste reden voor de Marshallhulp?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke gebeurtenis zie je in de bron?
Gebruik de bron
A
De bouw van de Berlijnse Muur
B
De Amerikaanse luchtbrug tijdens de blokkade van Berlijn
C
De tweefrontenoorlog tijdens de Eerste Wereldoorlog
D
De Amerikaanse invasie van Berlijn aan het eind van de Tweede Wereldoorlog

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedurende de Blokkade van Berlijn moest de VS wel ingrijpen. Leg uit waarom dit zo is. Gebruik in je antwoord het begrip Trumanleer.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering over de Blokkade van Berlijn is juist?
A
Als gevolg van de blokkade zocht Stalin toenadering tot het Westen.
B
De aanleiding was een bezoek van president Kennedy aan Berlijn.
C
De oorzaak was de dreiging van de NAVO met een wapenwedloop tegen de Sovjet-Unie.
D
Door de luchtbrug ontstond in West-Berlijn geen hongersnood.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Naar aanleiding van welke gebeurtenis werd het Warschaupact in 1955 opgericht?
A
de aanleg van het IJzeren Gordijn dwars door Europa
B
de bouw van een muur tussen Oost- en West-Berlijn
C
de stichting van de DDR door de communisten
D
de toetreding van de BRD tot de NAVO

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is deze leider?
A
Churchill
B
Stalin
C
Roosevelt
D
Mussert

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vrije markteconomie past bij
A
communisme
B
kapitalisme

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

NAVO past bij
A
communisme
B
Kapitalisme

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

West-Europa ging militair samenwerken. Hoe noemen we dit samenwerkingsverband?
A
Verenigde Naties
B
NAVO
C
Unicef

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door wie werd de Muur gebouwd?
A
De DDR /SU
B
BRD
C
VS
D
Bestuur Berlijn

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op de afbeelding zie je:
A
Berlijnse muur
B
Bombardement Berlijn
C
Luchtbrug
D
Marshallhulp

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kapitalisme
A
Westen
B
Oosten

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het opstellen van vijfjarenplannen hoort bij...
A
nieuwe economische politiek
B
de planeconomie
C
collectivisatie
D
zuiveringen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over de CUBACRISIS is juist? De Cubacrisis is:
A
de aanleiding voor de revolutie op Cuba.
B
de oorzaak van het invoeren van hervormingen in Cuba.
C
de reden voor militaire steun van de VS aan Cuba.
D
het gevolg van het plaatsen van raketinstallaties op Cuba.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke staten zijn na het einde van de Koude Oorlog uiteengevallen?
A
de Sovjet-Unie en Duitsland
B
Joegoslavië en de Sovjet-Unie
C
Frankrijk en Hongarije
D
Hongarije en Italië

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een voorbeeld van een oorzaak-gevolg relatie uit de Koude Oorlog

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1991 viel de Sovjet-Unie uit elkaar. Dit had grote gevolgen voor veel landen in Oost-Europa.
Welk gevolg geldt voor veel landen van Oost-Europa?
A
de invoering van de euro
B
de invoering van het kapitalisme
C
de toetreding tot de EU
D
Het nationalisme kwam in veel landen opzetten.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je de samenvatting ingevuld?
A
Ja, helemaal
B
Ja, deels
C
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
  • Vergelijken / afmaken in groepjes  in breakout-rooms
  • Vul de samenvatting van paragraaf 3 en 4 in.
  • 15 minuten
  • Al af? Ga aan de slag met quizlet / leren voor PTA2


  • Nabespreken



timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoordstructuren
  1. Lees de vraag goed door (wat vragen ze van je?)
  2. Herhaal een stuk van de vraag
  3. Signaalwoord + uitleg
  4. Verwijzing naar de bron  (optioneel)


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Historische vaardigheden 
-Bronnen (direct-, indirect-, geschreven-, ongeschreven-)
-Oorzaak-gevolg relaties
-Betrouwbaarheid van bronnen(!)
-Beeldanalyse
-Chronologie (volgorde)
-Continuïteit en discontinuïteit (verandering en hetzelfde)
-Standplaatsgebondenheid 
-Eigen standpunt + toelichting (!)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatten
Wat is er belangrijk als je een samenvatting schrijft?

  • Personen
  • Begrippen
  • Gebeurtenissen
  • Jaartallen

Slide 32 - Tekstslide

Quizlet  - PTO1 kgt1
Samenvatten
  • Samenvattingen maken
  • Lees de paragraaf door in stilte.
  • Vul de ontbrekende woorden in.


  • Hoe ging het?
timer
30:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Historische vaardigheden 
  • Antwoordstructuren
  • Bronnen (direct-, indirect-, geschreven-, ongeschreven-)
  • Oorzaak-gevolg relaties
  • Betrouwbaarheid van bronnen
  • Beeldanalyse 
  • Chronologie (volgorde)
  • Continuïteit en discontinuïteit (verandering en hetzelfde)
  • Standplaatsgebondenheid 
  • Eigen standpunt + toelichting

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldanalyse
  • 1. Lees het onderschrift.

  • 2. Beschrijf wat je ziet in de bron.

  • 3. Wat gebeurt er op de bron? 

  • 4. Wat is de boodschap van de maker van de beeldbron? Hoe weet je dat?



Slide 35 - Tekstslide

1. Lees het onderschrift. Door wie is de bron gemaakt? Wanneer is de bron gemaakt? Heeft de bron een bijschrift? Wat weet je over de maker?

 
2. Beschrijf wat je ziet in de bron. Denk hierbij aan kleding, spullen, auto’s, wapentuig, gebouwen, personen, dieren, ect. (Wat stellen deze onderdelen voor? Herken je bepaalde landen, personen?)

3. Wat gebeurt er op de bron? Kijk hierbij naar acties, bewegingen en emoties. (Wat doen de personen op de bron? Welke gebeurtenis gaat de bron over?)

4. Wat is de boodschap van de maker van de beeldbron? Hoe weet je dat? (zijn personen negatief of positief afgebeeld?)
  • Over welke politieke stroming gaat de poster?
  • Is de maker van de bron positief of negatief over het communisme? Leg je antwoord uit met behulp twee beeldkenmerken uit de bron. 



  • Poster uit Nederland, 1952. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Een politieke spotprent uit 1947. Achterop de auto staat 'Doktor V.S. Congress'.  Op de gier staat communisme, op de baby staat chaos, in de verte staat een dorp met de naar West-Europa


  • Is de spotprent in het westblok of in het oostblok gemaakt? Leg uit met behulp van de bron waarom je dat denkt.




Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Spotprent gemaakt door Jay Darling, 1945.
  • ''De wereld na de volgende atoombom oorlog.''
  • Hallo! Hallo! Is er nog iemand in leven die graag samen willen werken om oorlog te verbieden?


  • Wat is de mening van de maker van de bron over atoomwapens?
  • Hoe weet je dat? Leg dit uit met behulp van de bron.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Een tekening van Abu Abraham in de Britse krant The Observer, 24 mei 1964:
  • ​Ondertitel "Ga weg! Ik geloof niet in spoken!"
    ​Toelichting: De soldaat is de Amerikaanse president Johnson, op de geest staat "Dien Bien Phu". Dit is een stad in Vietnam. De geest heeft een Franse officiers pet op.





  • Wat denk jij dat de het Franse spook de Amerikaanse soldaat probeert te vertellen?
  • Hoe weet je dat? Leg dit uit met behulp van beeldelementen uit de bron.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Fijne dag!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies