Test jezelf 13 Planten en dieren

Test jezelf H13
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Test jezelf H13

Slide 1 - Tekstslide

Planteneters
Vleeseters
Alleseters
Knipkiezen
plooikiezen
Celwanden in het voedsel
Gemakkelijk verteerbaar voedsel
Knobbelkiezen
kort verteringsstelsel
middellang verteringsstelsel

Slide 2 - Sleepvraag

Door welk cel-onderdeel is plantaardig voedsel moeilijker te verteren?

Slide 3 - Open vraag

Plantaardig voedsel bevat meer energie dan dierlijk voedsel
A
fout
B
goed

Slide 4 - Quizvraag

Endocytose
Exocytose

Slide 5 - Sleepvraag

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 6 - Sleepvraag

planteneters
vleeseters
alleseters
planten
vlees
lange darmen
korte darmen
middellange darmen
knip kiezen
plooi kiezen
knobbel kiezen
planten en vlees

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is nr 10?
A
houtvaten
B
vaatbundel
C
bastvaten

Slide 8 - Quizvraag

Waar zitten bladluizen aan?
A
houtvaten
B
vaatbundel
C
bastvaten

Slide 9 - Quizvraag

In de energiebalans is de U bij vleeseters kleiner dan bij planteneters
A
fout
B
goed

Slide 10 - Quizvraag

Fotosynthese

                   +                      -->                       +
Verbranding

                   +                      -->                       +
______________________________________________________
timer
1:00
Koolstofdioxide
Koolstofdioxide
Zuurstof
Zuurstof
Water
Water
Glucose
Glucose

Slide 11 - Sleepvraag

Een voorbeeld van mimicry is:
A
Een slang zonder giftanden lijkt op een giftige slang
B
Een platvis heeft dezelfde patronen als de bodem van de zee
C
Een wandelende tak doet net alsof hij op een tak lijkt
D
Een vlinder heeft een oog op zijn vleugel om vijanden af te schrikken

Slide 12 - Quizvraag

wat hoort waar?
timer
1:00
Trachee
Stigma
Huidmondje
Kieuwboog
Lamel
Tegenstroom principe
Kieuwplaatje

Slide 13 - Sleepvraag

Een insect haalt adem door:
A
zijn ribben op en neer te bewegen
B
door door de lucht te vliegen en lucht in te laten
C
door zijn achterlijf platter te maken
D
door zijn stigma's open te zetten

Slide 14 - Quizvraag

wat hoort waar?
timer
1:00
Trachee
Stigma
Huidmondje
Kieuwboog
Lamel
Tegenstroom principe
Kieuwplaatje

Slide 15 - Sleepvraag

Tegenstroomprincipe
Bloed -->
Bloed -->
timer
5:00
Bloed stroomt in de zelfde richting
Bloed stroomt in tegengestelde richting
<--Water
Water -->

Slide 16 - Sleepvraag

strottenhoofd
bronchiën
longblaasjes
keelholte
luchtpijp
neusholte
longen

Slide 17 - Sleepvraag

Het bloed van de insect vervoert zuurstof
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

In de kelder staat een fles limonade die ver over de datum is. De limonade is gaan gisten. Welke stof is hierbij ontstaan?
A
Gist
B
Suiker
C
glucose
D
alcohol

Slide 19 - Quizvraag

Heeft een kikker een open of een gesloten bloedsomloop?
A
open
B
gesloten

Slide 20 - Quizvraag

Wat vervoert het bloed van insecten
A
zuurstof
B
hemoglobine
C
voedingsstoffen
D
geen van allen

Slide 21 - Quizvraag

Heeft een hond een open of een gesloten bloedsomloop
A
open
B
gesloten

Slide 22 - Quizvraag

Wat vervoeren de bastvaten?
A
water en mineralen
B
water en glucose
C
water en zuurstof
D
water

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet het onderdeel dat de voedingstoffen afgeeft aan de cellen in het menselijk lichaam?
A
vaatbuisjes
B
vaatbundels
C
haarvaten
D
slagaders

Slide 24 - Quizvraag

In mijn houten bankje dat ik buiten heb staan zitten:
A
Houtvaten
B
Bastvaten
C
Vaatbundels

Slide 25 - Quizvraag

Welke begrip horen bij welke omschrijving
Zuigkracht
Worteldruk
Capillaire werking
Het water "kleeft"aan de wanden van de dunne buisjes omhoog
De wortels nemen water en mineralen op en drukken dit omhoog in de houtvaten
De bladeren "zuigen" ,door verdamping uit de huidmondjes, de vloeistof omhoog 

Slide 26 - Sleepvraag

Wat is de juiste richting van diffusie?
A
A
B
B

Slide 27 - Quizvraag

In de kieuwen van een vis vindt gaswisseling plaats door diffusie. Welke uitspraak over diffusie is juist?

A
Bij diffusie stroomt zuurstof van een lage naar een hoge concentratie.
B
Bij diffusie stroomt zuurstof van een hoge naar een lage concentratie.
C
Bij diffusie stroomt zuurstof van het bloed in de kieuw naar het water.
D
Diffusie vindt plaats in de kieuwboog.

Slide 28 - Quizvraag

osmose is een vorm van
A
actief transport
B
passief transport

Slide 29 - Quizvraag

Diffusie of
osmose?
A
Diffusie
B
Osmose

Slide 30 - Quizvraag

Diffusie of
osmose?
A
Diffusie
B
Osmose

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de juiste definitie van osmose?
A
Verplaatsing van water door een semipermeabel membraan van lage naar hoge concentratie
B
Verplaasting van een stof van hoge naar lage concentratie door een membraan
C
Verplaatsing van water door een semi permeabel membraan van hoge naar lage concentratie
D
Verplaatsing van water moleculen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is niet waar over de winterslaap van de egel?
A
De lichaamstemperatuur stijgt.
B
De activiteit blijft hetzelfde
C
Het lichaamsgewicht neemt af.
D
De ademhaling en de hartslag dalen

Slide 33 - Quizvraag

Welke stelling is juist
A
kleine dieren koelen sneller af dan grote
B
grote dieren koelen sneller af dan kleine
C
klein of groot zegt niets over afkoelen

Slide 34 - Quizvraag

Waarom zal een vogel er in de winter dikker uit zien dan in de zomer?
A
Hij heeft meer veren tegen de kou.
B
Hij houd een laagje lucht vast tussen zijn veren voor isolatie.
C
Hij heeft meer gegeten om een vetlaag te hebben.
D
Hij is gewoon te dik.

Slide 35 - Quizvraag