3.1 - Week 36 - Lezen tekstdoel, hoofdgedachte

ZRGVEPL419AK
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Theorie lezen: 
tekstdoelen, onderwerp & hoofdgedachte
- Quiz
- Werkboek
- Online

Slide 2 - Tekstslide

Waarom tekstdoel?

  • De schrijver van een tekst wil bij 
    de lezer iets bereiken.
  • De tekst die geschreven wordt,
    heeft een doel.


Slide 3 - Tekstslide

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 4 - Tekstslide

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 5 - Tekstslide

Tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 6 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
instrueren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN tekstdoel?
A
amuseren
B
overtuigen
C
instrueren
D
verwijderen

Slide 8 - Quizvraag

Elke tekst heeft een tekstdoel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Een schoolboek hoort bij het tekstdoel:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Activeren

Slide 10 - Quizvraag

Een advertentie hoort bij het tekstdoel:
A
Activeren
B
Amuseren
C
Informeren

Slide 11 - Quizvraag

Een strip hoort bij het tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren

Slide 12 - Quizvraag

Weet je het nog?
inleiding, kern, slot, tussenkopje, deelonderwerp

Slide 13 - Tekstslide

Hoe noem je het eerste deel van een tekst?
A
Kern
B
Middenstuk
C
Slot
D
Inleiding

Slide 14 - Quizvraag

Hoe introduceer je het onderwerp in de inleiding?
A
met een anekdote
B
met een voorbeeld
C
met veel informatie
D
met een bijzondere situatie

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de opbouw van een tekst?
A
Inleiding en kern
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Kern en slot
D
Inleiding en slot

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een tussenkopje?
A
Een alinea
B
Een titel van een alinea
C
De titel
D
De bron

Slide 17 - Quizvraag

Wat is NIET waar?
Een alinea....
A
..begint altijd op een nieuwe regel.
B
....springt soms bij de eerste regel een beetje in.
C
......gaat over een deel van het onderwerp.
D
.....heeft altijd een tussenkopje.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 19 - Quizvraag

Wat kun je NIET vinden in het slot?
A
een samenvatting
B
een anekdote
C
een conclusie
D
dat je naar de toekomst kijkt

Slide 20 - Quizvraag

Hoofdgedachte

Slide 21 - Tekstslide

Theorie (hoofdgedachte)
  • Hoofdgedachte = het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
  • Hoe vind je de hoofdgedachten?
  • 1. Onderwerp zoeken.
  • 2. Wat is het belangrijkste wat er over het onderwerp                                   gezegd wordt? Antwoord in één zin. 


Slide 22 - Tekstslide

Theorie (hoofdgedachte)

  • Waar kan de hoofdgedachte in de tekst staan?
  • In de inleiding, slot of titel
  • Soms staat hij er letterlijk in, maar soms moet je de hoofdgedachte zelf formuleren

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan hoofdgedachte

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het onderwerp?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van de hoofdgedachte?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 26 - Quizvraag

Waar zoek je in een tekst de hoofdgedachte?
A
Titel
B
Inleiding
C
Kern
D
Slot

Slide 27 - Quizvraag

Werkboek nu maken:

- Opdracht 1 t/m 4 (vanaf blz. 10)
- Opdracht 5 t/m 8 (vanaf blz. 13)

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
- Opdrachten werkboek moeten af zijn
- Online: lezen tekst 1 & 2
(moet voldoende zijn)

Slide 29 - Tekstslide