L’Existentialisme, Le Féminisme et L’Absurdisme du XXème siècle

1 / 38
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 9 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

La France au XXème siècle - on en est où?  
Jullie weten nog wel hoe de eerste republiek van Frankrijk ontstond met het uitbreken van de Franse Revolutie van 1789 tijdens het (destijds nog steeds totalitaire) régime van Louis XVI. We leven dan in de Eeuw van de Verlichting. Lodewijk de XIV had onder zijn bewind (periode van het Classicisme) alle macht naar zich toegetrokken en Frankrijk financieel op de rand van de afgrond gebracht door zijn politiek van oorlog voeren tegen de naties die de grootste bedreiging vormden voor het voortbestaan van het  Franse Koninkrijk.

Slide 2 - Tekstslide

Dat was wat we noemen 
Le premier Empire 
(1804-1814/1815)
Het Eerste of Napoleontische Keizerrijk en de dominantie van Frankrijk over een groot deel van het vasteland van Europa in de vroege XIXe eeuw. 
Het harde bewind van Napoleon en de opkomst van de slechte arbeidsomstandigheden van Franse fabrieksarbeiders als gevolg van de industriële revolutie zorgen voor het mal de siècle-gevoel tijdens de periode van de Romantiek. 

Slide 3 - Tekstslide

Que se passe-t-il après la Bataille de Waterloo?
Napoleon Bonaparte I (hiernaast afgebeeld in kroningsgewaad) wordt in de Slag bij Waterloo (destijds gelegen in de zuidelijke Nederlanden - nu België) verslagen door de Pruisische, Nederlandse en Britse strijdkrachten en vervolgens definitief verbannen. 

We kennen de naam Empire nu nog als Franse neoclassicistische kunststroming in bouw- en interieurstijl uit het begin van de 19e eeuw. 

Slide 4 - Tekstslide

De periode van de Restauratie
Na de val van Napoleons keizerrijk werd tijdens het Congres van Wenen door de overwinnende mogendheden de ‘Europese taart’ opnieuw verdeeld en werd in Frankrijk de monarchie in ere hersteld, zij het dan in de vorm van een constitutionele monarchie.
 Echter, de ideeën van de Franse Revolutie, gevoed door de Verlichting, hadden overal al wortel geschoten, en het volk heeft onvrede over het feit dat de idealen van de Franse Revolutie op niets zijn uitgelopen.

Slide 5 - Tekstslide

De tweede Franse Republiek en Le Second Empire 
Tijdens de revoluties van 1830 en 1848 strijdt het volk opnieuw voor betere levensomstandigheden en meer rechten. Dit leidt ertoe dat in 1848 de Tweede Republiek van Frankrijk  wordt uitgeroepen met Lodewijk Napoleon (een neef van Napoleon I) als gekozen president. Die Tweede Republiek zal vijf jaar bestaan. In 1852 pleegt Lodewijk Napoleon een staatsgreep en kroont zichzelf tot keizer Napoleon III van het tweede keizerrijk Frankrijk.

Slide 6 - Tekstslide

La Troisième République 
de France (1870-1940)
We zijn beland in de periode van het Réalisme.
De tijd van opkomst van een welvarende sociale  middenklasse (La Bourgeoisie) die rijk wordt van de handel. Parijs wordt tijdens het Second Empire onder handen genomen door de Baron Haussmann. 
Drukpersen draaien op volle toeren en kranten drukken romans in feuilletons af die gretig gelezen worden door het publiek. Onder het volk leeft echter nog steeds de onvrede over het mislukken van de Franse Revolutie. 

Slide 7 - Tekstslide

De Frans-Duitse oorlog maakt een eind aan het bewind van Lodewijk Napoleon
De overwinning van de Pruissen leidde tot de val van het tweede Franse keizerrijk en tot de afzetting van de Franse keizer Napoleon III. 
Tijdens de oorlog, na de nederlaag van Napoleon III in de Slag bij Sedan roept de Franse staatsman Léon Gambetta de 
Derde Republiek van Frankrijk uit. 

Deze derde republiek zal in 1940 vervangen worden door het autoritaire Vichy-régime van maréchal Philippe Pétin tijdens WO II.

Slide 8 - Tekstslide

De vierde en de vijfde republiek van Frankrijk
Tijdens het Vichy-régime dat collaboreerde de met de Duitsers was er een verzetsbeweging actief in Frankrijk onder aanvoering van général Charles de Gaulle die na de oorlog président wordt van de Vijfde en huidige Republiek van Frankrijk in 1958.
Tussen WO II en 1958 is er nog een Vierde Republiek geweest die viel als gevolg van de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. In de jaren 50 eisen de inwoners van de Franse koloniën hun onafhankelijkheid op zoals dat ook elders in de wereld gebeurt.

Slide 9 - Tekstslide

We gaan ons verdiepen
in het Existentialisme.
Wat weten jullie al van het Existentialisme?

Slide 10 - Woordweb

De navolgende periode beslaat de periode van de vierde republiek Frankrijk 
We gaan het hebben over een filosofisch-literaraire stroming  die, net als alle voorgaande stromingen, gezien moet worden als een product van de tijd waarin hij ontstaat.
En waar bevinden we ons dan?
We bevinden ons min of meer halverwege de 20e eeuw. De tweede wereldoorlog is nog aan de gang.
De eerste helft van de 20e eeuw kent twee wereldoorlogen met ontelbare slachtoffers én een diepe economische crisis tussen die twee oorlogen in.  

Slide 11 - Tekstslide

Jean-Paul Sartre et L’Existentialisme 
De voornoemde gebeurtenissen hebben een zwaar stempel gedrukt op de eerste helft van de  twintigste eeuw. Het westen verkeert in een morele crisis. 

Velen hebben het vertrouwen in de mensheid én hun geloof in God verloren. 
Onder invloed van deze omstandigheden ontstaat de literair-filosofische beweging van het Existentialisme dat zoekt naar een alternatief voor de traditionele en religieuze waarden en normen. Het thema vrijheid speelt begrijpelijkerwijs een belangrijke rol in deze naoorlogse periode.
« L’homme est condamné à être libre » – Sartre
Ce paradoxe au cœur de la pensée existentialiste de Sartre signifie que l’homme a pour seule limite sa liberté et sa capacité à choisir.  

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Entre parenthèses ...
Parijs, Saint-Germain-des Prés 
(6e/7e arrondissement):
Hier vind je Le Café de Flore et le Café Les Deux Magots en er is tegenwoordig zelfs een literaire prijs aan beide cafés verbonden : le Prix De Flore en le Prix Des Deux Magots. De cafés zijn een bezoekje waard als je in Parijs bent.

Slide 15 - Tekstslide

L’existence est un humanisme - Sartre 1946
Volgens Sartre bestaat er geen andere werkelijkheid dan die van de mens op aarde. 
‘L’homme n’est rien d’autre que ce qu’il se fait’. 
Condamné à une liberté absolue, il se définit par ses choix et ses actes.

En bij afwezigheid van een Godheid kan een mens volgens Sartre volledig verantwoordelijk verantwoordelijk worden gehouden voor zijn keuzen en daden én voor de manier waarop die daden zijn omgeving beïnvloeden.

Slide 16 - Tekstslide

l’essence précède l’existence  versus  l’existence précède l’essence
Dat essentie voorafgaat aan existentie is een religieuze opvatting.  
Sartre zegt er het volgende over:
Lorsque nous concevons un Dieu créateur, ce Dieu est assimilé la plupart du temps à un artisan supérieur ; et quelle que soit la doctrine que nous considérons, qu’il s’agisse d’une doctrine comme celle de Descartes ou de la doctrine de Leibniz, nous admettons toujours que la volonté suit plus ou moin l’entendement ou, tout au moins, l’accompagne, et que Dieu, lorsqu’il crée, sait précisément ce qu’il crée.’

Maar Jean-Paul Sartre is atheïst en voor hem is het omgekeerd:
De existentie gaat vooraf aan de essentie.
Sartre gelooft niet in een God die de mens op aarde zet met een reden en een doel.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

‘L’Enfer c’est les autres’ (Huis Clos - 1943)
« Par le « Je pense », contrairement à la philosophie de Descartes, nous nous atteignons nous-mêmes en face de l’autre, et l’autre est aussi certain pour nous que nous-mêmes. Ainsi, l'homme qui s'atteint directement par le cogito découvre aussi tous les autres, et il découvre LES AUTRES comme la condition de son existence. Il se rend compte qu'il ne peut rien être (au sens où on dit qu'on est spirituel, ou qu'on est méchant, ou qu'on est jaloux) sauf si les autres le reconnaissent comme tel. Pour obtenir une vérité quelconque sur moi, il faut que je passe par l'autre. L'autre est indispensable à mon existence, aussi bien d'ailleurs qu'à la connaissance que j'ai de moi. Dans ces conditions, la découverte de mon intimité me découvre en même temps l'autre, comme une liberté posée en face de moi, qui ne pense, et qui ne veut que pour ou contre moi. Ainsi découvrons-nous tout de suite un monde que nous appellerons l'intersubjectivité, et c'est dans ce monde que l'homme décide ce qu'il est et ce que sont les autres. ».
 Jean-Paul SARTRE, L’existentialisme est un humanisme (1946).


Slide 19 - Tekstslide

Jacques Prévert
Jacques Prévert a tout d’abord appartenu au mouvement surréaliste.
Créé en 1924 par André Breton, le surréalisme est un mouvement littéraire et artistique né en France à la suite de la Première Guerre mondiale. Il est dans la continuité du mouvement Dada (un mouvement antibourgeois, antinationaliste et provocateur). Le but du surréalisme est de créer une écriture plus spontannée dans laquelle on ne se plie pas aux règles formelles et esthétiques de l’époque, ils veulent faire place à la création sans contrainte. Pour André Breton, leur chef de file, le surréalisme est une recherche d'union entre le réel et l'imaginaire.
Jacques Prévert fera partie de ce mouvement littéraire de 1925 à 1929. Mais ce dernier est trop indépendant d'esprit pour faire partie d'un mouvement littéraire bien fixe. Pourtant, même s’il a peu écrit pendant sa période avec les surréalistes, ces années passées auprès d'eux, ont été pour lui une période de gestation. Et elle lui ont enfin permis d'être "lui-même". Malgré sa rupture avec Breton et ses amis, Prévert restera tout de même marqué par le surréalisme et il pense même que rêve et folie peuvent conduire à une toute autre réalité. Il aime aussi mêler le réel et le surréel : il introduit des éléments oniriques, fantastiques ou merveilleux dans un monde des plus réaliste ou bien il suffit de quelques métaphores pour que le lecteur tombe dans un monde surréel.
Prévert créé un style qui lui est propre où il mêle l’humour, la simplicité, le merveilleux ou le fantastique. Il aime beaucoup jouer avec les mots, il se détache de tout mouvement littéraire précis.

Slide 20 - Tekstslide

Een tussendoortje 
Zoals er in de schilderkunst figuren waren die niet goed te plaatsen waren in een bepaalde stroming (de Frans-Russische schilder Marc Chagall bijvoorbeeld), zo zijn die er ook voor wat betreft de literatuur ... 
Je maakt in je literatuurboek in dit hoofdstuk kennis met het leven en werk van de Franse dichter Jacques Prévert (1900-1977). Zijn werk is beïnvloed door het werk van de surréalisten waar we het in de vorige les over hebben gehad, maar toch kun je hem niet echt rekenen tot een vertegenwoordiger van die stroming, noch tot het Existentialisme waaronder zijn werk is ondergebracht in jullie literatuurboek. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Terug naar Jean-Paul Sartre ... en zijn levensgezel Simone de Beauvoir
De Beauvoir studeerde literatuurwetenschap, wiskunde en filosofie aan de Sorbonne en volgde daarna een docentenopleiding aan de École Normale Supérieure. De twee meest prestigieuze opleidingsinstituten van Parijs. In die tijd leerde Simone de Beauvoir Jean-Paul Sartre kennen die haar metgezel voor het leven zou worden, hoewel ze nooit getrouwd zijn. 
Ze maakten de afspraak hun vrijheid te behouden en onderhielden een open relatie. Het huwelijk vonden ze een bourgeois aangelegenheid die de mens beperkte in zijn of haar vrijheid. Vooral vrouwen bezaten nog maar weinig keuzevrijheid in die tijd, maar daar komen we zo op.

Ook Simone de Beauvoir wordt gerekend tot de schrijvers-filosofen van het Existentialisme en ze speelde bovendien een belangrijke rol binnen de beweging van het Feminisme

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Simone de Beauvoir - Le Deuxième Sexe 1949

« On ne naît pas femme : on le devient »
Le Deuxième Sexe is een essay, uitgebracht als tweedelig boek, dat Simone de Beauvoir op 41-jarige leeftijd schreef. Het is een van de bekendste werken van het feminisme en geldt als de oprichtingstekst voor de feministische beweging in Frankrijk. Dit essay ligt aan de oorsprong van de bijnaam spirituele moeder van de tweede feministische golf die werd toegekend aan Simone de Beauvoir. De eerste golf ging over het recht van vrouwen om te mogen stemmen en om arbeid te mogen verrichten al was het dan met toestemming van hun echtgenoot.Pas sinds halverwege de jaren 60 van de vorige eeuw mogen Franse vrouwen werk aanvaarden zonder toestemming van hun echtgenoot en mogen ze een eigen bankrekening openen. In 1967 wordt de anticonceptiepil gelegaliseerd en vanaf 1975 wordt die vergoed door de verzekering. Grote stappen op het gebied van de vrouwenemancipatie.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Een controversieel boek in die tijd en uitgesproken feministisch 
Het manipulatieve karakter van Cécile, die schaamteloos liegt en bedriegt en uiteindelijk haar vaders geliefde tot zelfdoding drijft, was bij het publiek vanzelfsprekend omstreden. Nog controversiëler was het plezier dat het jonge meisje eruit haalt om zonder blikken of blozen tussen de lakens te kruipen met een jongeman, zonder verliefd te zijn en zelfs zonder tegen het einde van de zomer zwanger te blijken. De hedendaagse lezer staat hier allicht niet meer van versteld, maar dat neemt niet weg dat het boek in 1954 heel wat stof deed opwaaien.

Slide 27 - Tekstslide

Françoise Sagan - Bonjour Tristesse 1954 (het verhaal)
De zeventienjarige Cécile brengt met haar vader Raymond en zijn vriendin Elsa de zomer door in een villa aan de Middellandse Zee. Raymond is een flierefluiter die om het half jaar een ander jeugdig liefje heeft. En de appel valt niet ver van de boom: de nonchalante Cécile beleeft die zomer een oppervlakkig liefdesverhaal met een aantrekkelijke rechtenstudent. Hun ijdele leventje wordt verstoord wanneer Anne, een vriendin van Céciles overleden moeder, het gezelschap komt bezoeken. De intelligente en volwassen Anne stort zich in een liefdesrelatie met Raymond, die Elsa in de kou laat staan. Cécile besluit om het stel uit elkaar te drijven en bekokstooft een plan, waarbij ze hulp krijgt van haar eigen vakantielief en Elsa. De naïeve Cécile bespeelt haar naasten alsof ze zielloze ledenpoppen in een marionettenspel zijn en het verhaal eindigt met een fataal ongeluk waarbij Anne overlijdt. Dat haar plan is gelukt maakt Cécile niet gelukkiger. Integendeel. Ze wordt geconfronteerd met een gevoel dat ze nooit eerder ervaarde: tristesse.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

De l’Existentialisme à l’ Absurdisme
Het absurdisme is onlosmakelijk verbonden met Albert Camus en via Camus met Sartre. 
Camus onderhoudt in eerste instantie nauwe banden met Sartre. Ze brengen samen vele uren door in het Café de Flore waar ze spreken over het de existentiële ideeën van Sartre en over hun gedeelde belangstelling voor de anti-kapitalistische/communistische ideeën van Karl Marx. Maar daar waar Sartre zich presenteert als een idealistische theoreticus houdt Camus een kritisch oog op de manier waarop de ideeën gestalte krijgen in de praktijk. 
Camus verzet zich tegen de manier waarop communistische leiders zich lijken te onttrekken aan hun eigenboodschap. Zelf zitten ze op fluweel terwijl ze aan hun volgelingen heel andere eisen stellen. Zo verwerpt Camus ook deels de filosofie van Sartre. Hij heeft een wat afwijkende kijk op het menselijk bestaan, ook al komen hun ideeën deels overeen.

Slide 30 - Tekstslide

Albert Camus et l‘absurdité de la vie humaine
In de jaren 50 ontstaat het Absurdisme, als uitvloeisel van het Existentialisme. De absurdisten vinden, net als de Existentialisten, dat het leven geen hoger doel heeft. Het aardse leven is wat het is ; er is geen God die een bedoeling heeft met de mensheid en er is dus ook geen leven na de dood. Echter, daar waar de existentialisten vinden dat een mens verantwoordelijk is voor zijn keuzen en daden en tevens verantwoordelijk voor de maatschappelijke consequenties daarvan is de absurdist van mening dat het leven van een mens een absurd samenraapsel is van zinloze inspanningen. 

En precies dat gegeven van de zinloosheid van het bestaan vormt, volgens Camus, de drijfveer van de mens om in opstand te komen en iets van het leven te maken.

Slide 31 - Tekstslide

Camus - Le Mythe de Sisyphe 1942
Le Mythe de Sisyphe est un essai d'Albert Camus, publié en 1942. 
Il fait partie du « cycle de l'absurde », avec Caligula (pièce de théâtre, 1944), L'Étranger (roman, 1942) et Le Malentendu (pièce de théâtre, 1944).
Dans Le Mythe de Sisyphe, Camus introduit sa philosophie de l'absurde : 
la recherche en vain de sens, d'unité et de clarté, dans un monde inintelligible, dépourvu de Dieu et dépourvu de vérités ou valeurs éternelles. 
La prise de conscience de l'absurde nécessite-t-elle le suicide ? 
Camus répond : « Non, elle nécessite la révolte ».


Slide 32 - Tekstslide

Eugène Ionesco et le Théâtre de l’Absurde
Het idee dat het leven absurd is wordt in de jaren 1950 verder uitgewerkt door een groep theatermakers onder wie Eugène Ionesco. Zijn stuk La Cantatrice chauve (1950) betekent de doorbraak van het Théâtre de l’Absurde. De absurdisten breken met de traditionele vorm van de klassieke genres uit de tijd van Lodewijk XIV (La Tragédie, La Comédie). Het verhaal is niet logische, het toneel is vaak leeg, de personages zijn niet geloofwaardig en praten langs elkaar heen. De bizarre dialogen hebben een komische uitwerking op het publiek maar gaan vaak over leven en dood, de oorlog of de rol van de bourgeoisie.
Het publiek wordt aan het denken gezet maar er worden geen antwoorden gegeven. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Samuel Beckett - En Attendant Godot
Wachten op Godot is een absurd toneelstuk in twee bedrijven van de Ierse schrijver Samuel Beckett, waarin twee zwervers, Vladimir en Estragon, tevergeefs wachten op een zekere Godot, een persoon die nooit zal komen. Tijdens het wachten voeren ze bizarre conversaties en maken ze kennis met de rijke Pozzo en diens knecht Lucky. 
Beckett schreef deze tweeakter oorspronkelijk in het Frans (En attendant Godot, 1952) en vertaalde het in 1954 naar het Engels (Waiting for Godot). De première vond plaats op 5 januari 1953 in het Théâtre de Babylone in Parijs. O.a. door de vulgaire humor en het uitblijven van een echte ontknoping werd het stuk aanvankelijk niet al te positief onthaald, maar inmiddels geldt het als een klassieker en wordt het gezien als een van de belangrijkste en meest invloedrijke toneelstukken van de twintigste eeuw.

Slide 35 - Tekstslide

Tot zover de stromingen en schrijvers die we hebben verkozen te behandelen in het kader van de Franse literatuurgeschiedenis. We hopen dat jullie het leuk vonden en we ontvangen graag jullie feed-back op de lessen.
Maak de opdrachten van hoofdstuk 8 die gaan over het Existentialisme, het Feminisme en het Absurdisme.
Kies vervolgens twee werken uit die je gaat lezen voor je boektoets in V6 (na de herfstvakantie) en die gekoppeld kunnen worden aan één van de behandelde stromingen.
Wil je een komedie van Molière lezen, Les Misérables van Victor Hugo, l’Étranger of La Peste van Camus (vaak aangehaald in Corona-tijd), Huis Clos van Jean-Paul Sartre of het prachtige Bonjour Tristesse van Françoise Sagan? Of houd je van poëzie en wil je misschien wel een aantal gedichten van Charles Baudelaire vergelijken met die van Verlaine en Rimbaud. 
Blader nog eens door door de presentaties en bespreek je wensen met je docent. 
De lijst van schrijvers en werken is bepaald niet volledig, dus als je een andere schrijver/ander werk wil lezen, overleg dan ook even.

Slide 36 - Tekstslide

Leerdoelen literatuurgeschiedenis
  • Politieke, religieuze, economische en sociale omstandigheden per periode kunnen beschrijven en kunnen aangeven hoe die omstandigheden van invloed waren op de literatuur uit die tijd
  • ontwikkeling van de taal in de loop der tijd kunnen beschrijven en de invloed van die ontwikkeling op de literatuur (in de MA bijvoorbeeld verschil langue d'oc en langue d'oil; in de Renaissance werd de Franse taal verrijkt met klassieke en Italiaanse elementen om de taal de status van het Latijn te geven)
  • literaire genres met bijbehorende kenmerken kunnen noemen 
  • belangrijkste schrijvers en hun werken kunnen benoemen   
  • bronteksten kunnen herkennen aan specifieke kenmerken en kunnen plaatsen in een historisch literaire periode of een literaire stroming 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide