Herhaling spelling P4

Vandaag...
- Herhalen spelling P4
Maak in stilte de startopdracht.

Pak je schoolspullen: etui, lesboek, schrift, wisbordje.
timer
10:00
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Vandaag...
- Herhalen spelling P4
Maak in stilte de startopdracht.

Pak je schoolspullen: etui, lesboek, schrift, wisbordje.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
- Ik heb de stof van spelling periode 4 herhaalt.
- Ik weet wat ik moet leren voor de toets.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ziet de les eruit?

  • Uitleg/herhaling spelling P4
  • Oefentoets spelling
  • Schoolwerk

Slide 3 - Tekstslide

Nabespreken startopdracht

Slide 4 - Tekstslide



Je leert blz. 228 t/m 248 uit je lesboek. Dit zijn de groene theorie blokjes.
Je moet dus kennen:

Wanneer gebruik je een hoofdletter? Wanneer een punt? Wanneer een uitroepteken? Wanneer een vraagteken?
Je weet of je de woorden op blz. 230/231 met een -d of -t schrijft.
Je weet hoe je een bijvoeglijk naamwoord moet spellen.
Je weet hoe je het meervoud en een verkleinwoord moet spellen.
Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen.
Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
Je kan sterke en zwakke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.


Toets morgen

Slide 5 - Tekstslide

Het cijfer wat je krijgt gaat samen met het schrijfdossier. 
Cijfer

Slide 6 - Tekstslide

1. Aan het begin van een zin:
Heb jij ook al zin in de herfstvakantie?
2. Bij namen: Piet, Varendonck, Nederland, Europa.
Lynn van der Bragt, L. van der Bragt, mevrouw van der Bragt.
3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid:
Europeaan, Rotterdammer, het schoolvak Engels.
4. Titels van boeken en series 
Wanneer een hoofdletter?

Slide 7 - Tekstslide

1. Namen van dagen
2. Namen van maanden
3. Namen van seizoenen
4. Namen van windstreken
5. Afleidingen van feestdagen 
GEEN hoofdletter!!

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord: hebben een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met -e): een lekker gerecht; het lekkere gerecht

een mooi huis
het mooie huis

een mooie stoel
de mooie stoel

Bijvoeglijke naamwoorden
het-woord
een --> geen e
het --> wel e
de-woord
wel e

Slide 9 - Tekstslide

Dus zo maak je een meervoud:

Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door -en of -s achter het woord te zetten:
vriend → vrienden; wielrenner → wielrenners.

een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel) brief → brieven
een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel) gans → ganzen
de laatste letter (medeklinker) verdubbelen jas → jassen
een a, e, o of u (klinker) weghalen (verenkelen) muur → muren

Meervoud spellen

Slide 10 - Tekstslide




Dus zo maak je een verkleinwoord:

Je maakt een verkleinwoord meestal door -je achter het woord te zetten: haak → haakje


Let op: soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken:
Er zijn vijf uitgangen die een verkleinwoord kan hebben: -je, -tje, -etje, -pje, -kje bloem → bloempje
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje. koning → koninkje slang → slangetje
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker. foto → fotootje
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje. taxi → taxietje
Bij woorden die eindigen op -y, schrijf je ’tje met apostrof. pony → pony’tje
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of ’tje (met apostrof). wc → wc’tje



Verkleinwoord spellen

Slide 11 - Tekstslide

Voor het schrijven van de pv in de vt: 
  • Zwakke werkwoorden: veranderen niet van klank in de verleden tijd. fietsen → fietsten.
  • Sterke werkwoorden: veranderen wel van klank in de verleden tijd. lopen → liepen
Sterke/zwakke werkwoorden

Slide 12 - Tekstslide





Spelling:
  • ik-vorm + de(n) → ik rende/wij renden
  • ik-vorm + te(n) → ik hoopte/wij hoopten

Stappen:
1. Neem het hele werkwoord (bijvoorbeeld: antwoorden)
2. Haal er -en vanaf: antwoorden → (ik) antwoord
3. Is de laatste letter een letter uit 't kofschip? →  te(n) lachten
4. Is de laatste letter een andere medeklinker? → de(n) weefden




Spellen vt zwakke werkwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken: Oefentoets spelling (gebruik je boek!)
Klaar? Leren voor de toets!
timer
40:00

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken oefentoets

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

  • 0- 34 punten: onvoldoende onder de 5.
  • 35-42 punten: cijfer tussen 5,0-6,0
  • Boven 42 punten: 6,0 of hoger!
Welk cijfer?

Slide 23 - Tekstslide


Volgende les:
  • Leren voor toets spelling!
  • Morgen: toets spelling/woordenschat!
Schoolwerk

Slide 24 - Tekstslide

Jeugdjournaal

Slide 25 - Tekstslide