1A - P4 - Week 5 - les 1 - H10 - Schone aarde - Schrijven tekst
H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
Slide 1 - Tekstslide
- Welkom
- Lezen
- schrijfplan schrijven
- Hulp opzet alinea's + schrijven
Doel:
- Je benoemt wat hoofd- en bijzaken zijn
- Je kunt de betekenis van een lastig woord bepalen aan de hand van een tekst.
- Je maakt een schrijfplan en schrijft de tekst!
Wat gaan we doen vandaag:
Slide 2 - Tekstslide
Stillezen
timer
15:00
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling: verbanden en signaalwoorden
H10 - schone aarde
Opsomming
Op tijd beginnen met leren heeft verschillende voordelen. Zo heb je weinig stress aan het einde van de periode, daarnaast kun je je goed richten op al je toetsstof.
Tegenstelling
Ik wil heel graag een softijsje eten, maar ik kan niet zo goed tegen zuivel.
Slide 4 - Tekstslide
Bespreken huiswerk:
Hoofdstuk 10:
maak in je boek opdracht 3 t/m 6
Leer ook de theorie die je hierbij moet gebruiken
Als je online werkt:
10.1 - C - opdracht 2
10.2 B - helemaal
H10 - schone aarde
Slide 5 - Tekstslide
H10 - Hoofdzaken en bijzaken
Slide 6 - Tekstslide
Nadenken over de dingen die je wilt schrijven:
- Benoem wat je voor wie gaat schrijven
- Hoofdzaken bedenken
- Vragen bedenken die je wilt beantwoorden
- Kernzin van elke alinea
- Toelichting kernzin
- Welke alinea komt op welke plek?
Schrijf je tekst per alinea
H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?
Slide 7 - Tekstslide
Problemen die opgelost moeten worden:
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
3. We kopen namelijk niet alleen veel meer, we gooien kleren ook steeds sneller weg.
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen.
H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?
Slide 8 - Tekstslide
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
Onderwerp:
We kunnen bijdragen aan een beter aarde door minder kleding te kopen.
Publiek: Kinderen van je eigen leeftijd
Schrijfdoel: activeren
Inleiding: Vraag stellen over eigen kledingkast of je winkelmandje op Shein/H&M oid
Alinea 1: Vaststellen probleem: er wordt meer kleding gekocht dan 20 jaar geleden: Je kunt op elk moment van de dag winkelen, het is nu veel goedkoper en de kwaliteit is minder goed.
Alinea 2: Positieve en negatieve gevolgen van het online shoppen. Makkelijk, maar ook veel terugsturen.
Alinea 3: Oplossingen die we in de toekomst kunnen gebruiken: keuze maken voor kwaliteit boven kwantiteit.
Slot:
Hoe zit het met je winkelmandje, blijf je die zo vullen of kom je in actie voor een schonere wereld?
H10 - Schrijf de tekst
Slide 9 - Tekstslide
Zelf op te lossen
Niet zelf op te lossen
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
3. We kopen namelijk niet alleen veel meer, we gooien kleren ook steeds sneller weg.
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen.
Slide 10 - Sleepvraag
Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
Slide 11 - Woordweb
Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
Slide 12 - Woordweb
Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
Slide 13 - Woordweb
Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
Slide 14 - Woordweb
Hoe zou dit probleem opgelost kunnen worden:
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen.
Slide 15 - Woordweb
Vragen stellen om meer kennis/duidelijkheid te krijgen:
Open vragen - je wilt een uitgebreid antwoord
Gesloten vragen - je wilt een kort antwoord (ja, nee, leeftijd etc)
Doorvragen - meer informatie krijgen over iets wat iemand gezegd heeft
H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?
Slide 16 - Tekstslide
Vragen stellen om meer kennis/duidelijkheid te krijgen:
Open vragen - je wilt een uitgebreid antwoord
Gesloten vragen - je wilt een kort antwoord (ja, nee, leeftijd etc)
Doorvragen - meer informatie krijgen over iets wat iemand gezegd heeft
H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
3. We kopen namelijk niet alleen veel meer, we gooien kleren ook steeds sneller weg.
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen.
Slide 17 - Tekstslide
Vragen stellen om meer kennis/duidelijkheid te krijgen:
- Open vragen - je wilt een uitgebreid antwoord
- Gesloten vragen - je wilt een kort antwoord (ja, nee, leeftijd etc)
- Doorvragen - meer informatie krijgen over iets wat iemand gezegd heeft
- Kies drie problemen waarmee je gaat werken.
Kijk naar de bedachte oplossingen, welke kritische vragen kun je daarbij stellen? (om het probleem zo meer duidelijk te maken)
H10 - Hoe ga je een tekst schrijven?
1. Bovendien is kleding steeds goedkoper geworden.
2. Wereldwijd kopen we maar liefst vier keer zoveel kleding als twintig jaar geleden.
3. We kopen namelijk niet alleen veel meer, we gooien kleren ook steeds sneller weg.
4. Van minder dan één procent van alle kleding die wereldwijd wordt afgedankt, wordt nieuwe kleding gemaakt.
5. Veel 12 tot 18-jarigen vinden het niet fijn om spullen te gebruiken van mensen die ze niet kennen.
6. Jongeren willen daarnaast meegaan met trends en dat kan volgens hen niet altijd met tweedehands spullen.
Slide 18 - Tekstslide
Startopdracht
Noteer in je schrift...
Waarover gaat de tekst? Noteer 1 woord.
Wat vind jij de belangrijkste zin van de tekst?
Waarom vind je dit de belangrijkste zin?
Slide 19 - Tekstslide
Hoofdzaken en bijzaken
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp.
De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.
Slide 20 - Tekstslide
Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken
Feiten, jaartallen, eigenschappen van het onderwerp
Meestal aan het begin of aan het eind van een tekst
Hoofdzaken komen in een samenvatting!
Geven vaak antwoord op wie, wat, waar, wanneer, hoe?
Bijzaken
Voorbeelden en extra uitleg
Maken de tekst duidelijker, leuker of beter te begrijpen
Slide 21 - Tekstslide
Even oefenen...
Noteer in je schrift...
Wat is het onderwerp van deze tekst?
Noteer 3 zinnen die over hoofdzaken gaan.
Noteer 1 zin die over een bijzaak gaat.
Nieuwe woorden!
verorberen
schenken
syndroom
de schaal
het gerecht
de waarde
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht
Zoek online één nieuwsartikel op (NU.nl, NOS.nl, ...)
Vat het nieuwsbericht samen in 5 woorden
We bespreken straks jullie artikelen!
Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Hoe?
Slide 23 - Tekstslide
In een samenvatting staan...
A
hoofdzaken
B
bijzaken
C
hoofdzaken en bijzaken
Slide 24 - Quizvraag
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen hoofdzaken en bijzaken.
Slide 25 - Open vraag
Wat is het onderwerp van een tekst?
Slide 26 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op:
de titel
de eerste zin of de eerste alinea
een afbeelding bij de tekst
tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst
Slide 27 - Tekstslide
Energiedranken zijn rijk aan suiker en cafeïne. Dit verhoogt het risico op onder andere overgewicht, gebitsproblemen, hartproblemen en een verhoogde bloeddruk. Vooral voor kinderen is energiedrank ongezond, wegens het effect van de cafeïne. Daarnaast kan het leiden tot slaap- en angstproblemen.
Slide 28 - Open vraag
Dus het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat en de hoofdgedachte van een tekst is wat de schrijver van die tekst de lezer duidelijk probeert te maken.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Hoe vind je de hoofdgedachte?
Vraag je af wat de schrijver vertelt over het onderwerp
De hoofdgedachte hoeft niet letterlijkin de tekst te staan
Bedenk wat de tekstsoort en het tekstdoel is, de hoofdgedachte heeft daar mee te maken
Slide 31 - Tekstslide
Hoofdzaken
Wat belangrijk is in een tekst.
Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea.
Tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden.
Slide 32 - Tekstslide
Hoofdzaken
Hoe en waar vind je de hoofdzaken?
Vaak in de eerste, de tweede en/of de laatste zinvan een alinea.
Daartussen staan vaak voorbeelden, toelichtingen of een verdere uitleg, dat zijn bijzaken. Denk aan een hamburger...
Stel jezelf de volgende vragen:
Heb ik deze zin nodig om de tekst/de alinea goed te begrijpen?
Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?
Let op: sommige alinea's bevatten geen hoofdzaken.
Hoofdzaken (structuur)
Hoofdzaken (structuur)
Bijzaken (vulling)
Slide 33 - Tekstslide
Kernzinnen
In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak/hoofdzaken.
Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen. Vaak een toelichting of voorbeeld(en).
Kernzinnen – de ruggengraat van je tekst
Samen vormen de kernzinnen de ruggengraat van je verhaal.
Slide 34 - Tekstslide
Kernzinnen
Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zinvan de alinea.
Soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord/de kernwoorden.
Slide 35 - Tekstslide
Stappenplan
Stap 1: bepaal het (deel)onderwerp
Stap 2: bepaal het doel van de alinea
Stap 3: zoek de belangrijkste zin
Stap 4: kijk of er nog meer belangrijke zinnen zijn
Slide 36 - Tekstslide
Hoofdstuk 10
Taak komende week Hoofdstuk 10:
Maak opdracht 7, 8, 9, 11, 12, 13, 15 - 19
- leer ook weer de theoriegedeelten
(online 10.2 C - 10.3 B, C, D)
- probleem uitpluizen
- 'zoekvraag' in voorbereiding zetten + antwoord + aanvullende informatie