20211215 VEZO321AH niveau 3 leerjaar 1 Schrijven 1v5 Tekstdoel & doelgroep

Nederlands
VEZO321AH
16 december 2021
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands
VEZO321AH
16 december 2021

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik op 09-12:

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstellingen
Woorden die bestaan uit twee of meer woorden, heten samenstellingen.

Je schrijft samenstellingen aan elkaar.

Voorbeelden:
zwemparadijs, boekenkast, sportdag, lampenkap of fietsenrek   

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorvoegsels
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier.
 

Slide 5 - Tekstslide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Achtervoegsels
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 6 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Woordbetekenis (pag 237-238) : voor- en achtervoegsels:

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordbetekenis 

Als je in een tekst een woord tegenkomt dat je niet kent, kun je op verschillende plaatsen informatie vinden over de betekenis:
1. In het woord zelf.
2. In de context van het woord.
3. In het woordenboek of op internet.








Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordbetekenis: Stappenplan moeilijke woorden (pagina 159. 6.4)
Stappenplan moeilijke woorden:

1. Bekijk het woord goed. Misschien lijkt het op een woord dat je kent. Misschien ken je een stukje van het woord. Bijvoorbeeld: in immuunziekte staat het woord ziekte. Je weet nu dat het over een ziekte gaat. 

2. Kijk naar de omgeving van het woord: lees een stukje terug en een stukje verder. Waar gaat de zin over? Waar gaat de alinea over? Kun je daaruit afleiden wat het woord betekend?

3. Weet je de betekenis nog niet? Moet je echt weten wat dit woord betekend om de hele tekst te begrijpen?
Zo ja > zoek het woord op in het woordenboek.
Zo nee > ga verder met het lezen van de tekst.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

15-12: Zelfwerktijd: Tekstdoel & doelgroep 
                                                                
                                                                   VIA Werkboek 2F:                                                            VIA Handboek:
                                   
Tekstdoel:                                            Opdracht 1 op pagina 66                                              pagina 151-152.

                          
              








Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  1. TOETS 1: LEZEN: 07-10-2021
  2. TOETS 2: WERKWOORDSPELLING: 02-12-2021 & 09-12-2021
  3. TOETS 3: SCHRIJVEN: 17 februari 2022
  4. TOETS 4: PRESENTATIE: mei en juni 2022






Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning 15-12:

  • Tekstdoel & doelgroep 




Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een zakelijke brief schrijven

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOELEN

- Je weet volgens welke conventies (regels) je een zakelijke brief moet schrijven


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk het volgende filmpje!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vaste indeling:
1. Afzender (schrijver)
2. Geadresseerde (ontvanger)
3. Plaats, datum
4.  Aanhef (Geachte...),
5. Inhoud: inleiding - middenstuk - slot
6. Slotgroet (Met vriendelijke groet,)
7. Ondertekening (Handtekening + naam)

Zet een

witregel

tussen de onderdelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud

INLEIDING: Wie ben je en waarom schrijf je de brief?


KERN: Informatie geven.


SLOT: Wens of verwachting uitspreken.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOORBEELD

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CHECKLIST
  • Naam van de schrijver en de ontvanger (geadresseerde) staan boven aan de brief
  • Boven de aanhef staan plaats en datum
  • De brief begint met een beleefde aanhef en eindigt met een beleefde groet
  • In de inleiding staat wie je bent en waarom je deze brief stuurt
  • In het middenstuk (kern) staat: wat, waarom, waarover..
  • In het slot schrijf je wat je van de lezer verwacht
  • Op de juiste plekken witregels openlaten
  • Beleefd taalgebruik
  • Spreek de ander aan met 'u'
  • Alle zinnen zijn volledig en begrijpelijk en woorden zijn juist gespeld

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

15-12: Zelfwerktijd: Tekstdoel & doelgroep 
                                                                
                                                                   VIA Werkboek 2F:                                                            VIA Handboek:

Zakelijke teksten:                             Opdracht 2 op pagina 66-67.                                     pagina 166-167.
Formeel en informeel:                   Opdracht 3 op pagina 67-68.                                     -

                          
              








Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumenteren
Pagina 131:

Argumenteren:
1. Feitelijk argument.
2. Autoriteitsargument.
3. Persoonlijke argumenten.
4. Emotionele argumenten. 




Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

15-12: Zelfwerktijd: Tekstdoel & doelgroep 
                                                                
                                                                   VIA Werkboek 2F:                                                            VIA Handboek:


Argumenteren:                                 Opdracht 4 op pagina 68-69.                                    pagina 131-132.
Schrijven van een uitnodiging: Opdracht 5 op pagina 69-70.                                     -
                          
              








Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

15-12: Zelfwerktijd: Tekstdoel & doelgroep 


Studiemeter > Lesmateriaal > ViaStarttaal Online > 2F > Woordenschat > Betekenissen > oefening 5 t/m 8




Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  1. TOETS 1: LEZEN: 07-10-2021
  2. TOETS 2: WERKWOORDSPELLING: 02-12-2021 & 09-12-2021
  3. TOETS 3: SCHRIJVEN: 17 februari 2022 (herkansing 03-03-2022)
  4. TOETS 4: PRESENTATIE: mei en juni 2022






Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik
  • Herhaling lesstof ter voorbereiding op toets.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies