Deci en Ryan

De zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

De zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van deze les

Je weet wat de theorie zelfdeterminatie inhoudt
Je kent de 3 basisbehoeften
Je weet het verschil tussen intrinsiek- en extrinsieke motivatie
Je weet de rol van de docent 






Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesindeling
Zelfdeterminatietheorie
3 psychologische basisbehoeften
Extrinsieke motivatie versus intrinsieke motivatie
Relatie:  rol van de docent
Competentie: rol van de docent
Autonomie: rol van de docent
Het einddoel




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfdeterminatietheorie (Ryan en Deci 2000)

Slide 4 - Tekstslide

De zelfbeschikkingstheorie of zelfdeterminatietheorie (ZDT) is een door Edward L. Deci en Richard M. Ryan ontwikkelde macrotheorie over de menselijke motivatie. 

De kern van de theorie wordt gevormd door de stelling dat er drie natuurlijke basisbehoeften zijn die, indien deze bevredigd worden, een optimale functionering, welbevinden en groei van een persoon toestaan.


Basisbehoeften zijn: 
- autonomie, 
- competentie en  
- verbondenheid (relationele of sociale).

Basisbehoeften zijn factoren die personen nodig hebben om gelukkig te kunnen leven.

3 psychologische basisbehoeften

Slide 5 - Tekstslide

Van onder naar boven uitgelegd:

1ste:  competentie.
D.w.z. dat je je zelfverzekerd en effectief voelt in relatie/actie tot wat het ook maar is dat je aan het doen bent.

2de :  verbondenheid/relatie.
D.w.z. dat je het gevoel hebt dat er om je gegeven wordt door anderen, dat je zorgt voor anderen, dat je behoort tot verschillende groepen die belangrijk voor je zijn.

3de : Autonomie.
Hierbij is hun stelling dat autonomie daadwerkelijk een menselijke behoefte is. Een menselijke behoefte is iets dat mensen vervuld moeten krijgen voor hun optimale welzijn en optimaal presenteren. Als ze de behoefte niet bevredigd krijgen, dan zullen er negatieve psychologische consequenties optreden.

Extrinsieke motivatie versus intrinsieke motivatie

Slide 6 - Tekstslide

Binnen de theorie wordt vanuit de autonome motivatie een onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Deze differentiatie wordt gemaakt op basis van waaruit het gedrag wordt aangemoedigd.

Intrinsiek gemotiveerd (het       willen/passie) zijn betekent dat je als individu handelt vanuit je eigen wil/verlangen. De motivatie ontstaat vanuit het persoonlijke streven naar plezier. Bijvoorbeeld: Je gaat sporten omdat dit je een goed gevoel geeft.

Extrinsieke motivatie (het moeten)  wordt geregeld van buitenaf (komt van iets of iemand). Je zal als individu in dit laatste geval een extern doel willen bereiken. Bijvoorbeeld: ontvangen van een beloning (geld, voedsel), vermijden van straf.



 Extrinsiek- en Intrinsieke motivatie vanuit student

Slide 7 - Tekstslide

Volgens de zelfdeterminatietheorie kan extrinsieke motivatie de intrinsieke motivatie 'verdringen'. 
Een persoon die extern gemotiveerd wordt, zal zich niet autonoom voelen en daarom minder intrinsiek gemotiveerd raken. Een kind dat beloond wordt voor het al dan niet maken van huiswerk zal bijvoorbeeld mogelijk de eigen intrinsieke motivatie voor de handeling verliezen, als het de beloning als een oorzaak gaat zien van het eigen gedrag.
Vanuit de docent versus student

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit de docent versus student

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanuit de docent versus student

Slide 10 - Tekstslide

Dit wordt niet opgelegd d.w.z.:
eigen keuzes,
persoonlijke doelen
innerlijke bekrachtiging
weinig druk van buitenaf
flexibiliteit

Ze willen ervaren dat wat ze doen nuttig is en daarin zelf keuzes kunnen maken.

vb: een keuze hebben in hoe de student een module afsluit, of een keuze hoe ze een instructie krijgen ( door te luisteren, of zelf op internet op te zoeken, of filmpje dat klaar staat)


Slide 11 - Tekstslide

Wat we graag bij een student  willen zien is dat je deze 3 componenten goed gebruikt.

Als docent zijnde werken we dus met autonomie, relatie en competentie. Deze 3 componenten versmelten met elkaar waar de student zelfvertrouwen gaat creëren. Dit zorgt voor ontwikkeling waardoor de student zijn/haar talent kan laten zien


Einde

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adaptief gedrag
Maladatief gedrag

Slide 13 - Tekstslide

Behoeftenbevrediging (adaptief) en behoeftenfrustratie (maladatief) zijn twee mogelijke uitkomsten volgens de zelfdeterminatietheorie. 

De mate waarin een behoefte wordt bevredigd is een voorspeller voor adaptief functioneren. Hier tegenoverstaande is de frustratie van een basisbehoefte een voorspeller voor maladaptief functioneren.


Adaptief gedrag is dat goed is aangepast aan bepaalde omstandigheden.
Adaptief gedrag ( tandenpoetsen, dekken van de tafel) Bevredigen van behoefte (behoeftenbevrediging)

Maladatief is gedrag dat slecht is aangepast aan bepaalde omstandigheden.
Maladatief gedrag (te veel eten, te weinig bewegen) Kan leiden tot frustratie (behoeftenfrustratie)