Jaar 2 - Thema 13 B herhaling

Herhaling thema 13
  • Woordenschat - spreekwoorden
  • Schrijven - recensie
  • Lezen - tekstverband
  • Spreken - spreekbeurt



1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling thema 13
  • Woordenschat - spreekwoorden
  • Schrijven - recensie
  • Lezen - tekstverband
  • Spreken - spreekbeurt



Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat - spreekwoorden
Gezegde:  vaste uitdrukking met een vaste betekenis. Figuurlijk taalgebruik. Meestal een deel van een zin.


voor aap staan - in het openbaar belachelijk zijn
Abraham gezien hebben - 50 jaar of ouder zijn
via de achterdeur - indirect, onopgemerkt
een antenne voor iets hebben - iets goed aanvoelen
de balans opmaken kijken hoe iets verlopen is
het been stijfhouden - volhouden, niet toegeven

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat - spreekwoorden
Spreekwoord: korte, krachtige uitspraak die een waarheid of wijsheid bevat. In een spreekwoord wordt steeds dezelfde tekst gebruikt.


  • Wie a zegt moet ook b zeggen.
Als je eenmaal ergens aan begonnen bent, moet je het ook afmaken
  • Hoge bomen vangen veel wind.
Mensen in een hoge positie krijgen veel commentaar.
  • De een zijn dood is een ander zijn brood.
Sommigen hebben voordeel van het ongeluk van een ander.

Slide 3 - Tekstslide

Welk spreekwoord of gezegde ken je nog?

Slide 4 - Woordweb

Vul het spreekwoord aan:
De .... in de pot vinden
A
telefoon
B
hond
C
kat
D
macaroni

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent: 'de hond in de pot vinden'?

Slide 6 - Open vraag

Vul het spreekwoord aan:
Van een .... een olifant maken.
A
muis
B
kameel
C
mug
D
kat

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent: 'van een mug een olifant maken'?

Slide 8 - Open vraag

Schrijven - recensie

Slide 9 - Tekstslide

Recensie

Slide 10 - Tekstslide

In een recensie staat altijd een mening.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Je schrijft alleen recensies over boeken/films/producten die je goed vindt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

In een recensie vind je informatie over een boek of (film)voorstelling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Lezen - tekstverband
  • Tegenstellend tekstverband: er wordt een tegenstelling gegeven. Hoewel ik niet van sporten hou, loop ik elke week hard. Signaalwoorden: hoewel, maar, daar staat tegenover. 
  • Opsommend tekstverband: er word een aantal zaken achter elkaar genoemd. Ik hou niet van spruitjes. Verder lust ik geen bieten, en ook geen spinazie. Signaalwoorden: eerst, dan, daarna, vervolgens, tenslotte, ook.

Slide 14 - Tekstslide

  • Oorzakelijk verband: je hebt te maken met een oorzaak en een gevolg. Door de hevige regen was de  weg afgesloten. Signaalwoorden: door, doordat, ten gevolge van, daardoor.
  • Vergelijkend verband: er worden twee dingen met elkaar vergeleken. Net als bij Nederlands is het bij Engels belangrijk dat je verbanden in een tekst kunt herkennen.
Signaalwoorden: net als, vergeleken met, zoals, hetzelfde




Slide 15 - Tekstslide

  • Redengevend verband: er wordt een reden gegeven. Voor voetbalwedstrijd heb je een goede conditie nodig, daarom train ik twee keer in de week. Signaalwoorden:
daarom, daardoor, omdat, want, immers, enzovoort.
  • Uitleggend verband: er wordt iets uitgelegd. Een brommer rijdt 1 op 12, dat wil zeggen met 1 liter benzine kun je 12 kilometer rijden. Signaalwoorden: dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, 




Slide 16 - Tekstslide

  • Voorwaardelijk verband: je hebt iets nodig voordat je iets anders kunt doen. Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand. Signaalwoorden: als, mits, wanneer, indien, op voorwaarde dat, tenzij, in het geval dat.
  • Concluderend of samenvattend verband. 
Als je komende zomer met je vrienden een week op vakantie wilt, heb je veel geld nodig; dus is het verstandig een baantje te nemen.
Signaalwoord: dus, kortom, concluderend, samenvattend, 





Slide 17 - Tekstslide

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstellend tekstverband?
A
hoewel
B
als
C
dus
D
kortom

Slide 18 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft een opsommend verband aan?
A
net als
B
bovendien
C
doordat
D
daarom

Slide 19 - Quizvraag

Welk verband herken je in deze zin: Vergeleken met vorig jaar hebben we een warme winter.
A
Vergelijkend verband
B
Redengevend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 20 - Quizvraag

Welk signaalwoorden (meerdere antwoorden goed!!) hoort bij een uitleggend verband?
A
bijvoorbeeld
B
als
C
dus
D
met andere woorden

Slide 21 - Quizvraag

Een signaalwoord van een tegenstelling is...
A
kortom
B
dat wil zeggen
C
integendeel
D
samenvattend

Slide 22 - Quizvraag

Spreken - spreekbeurt
  • Inleiding: In de inleiding introduceer je je onderwerp. Je vertelt waar je het over gaat hebben.
  • Middenstuk: In het middenstuk vertel je alles wat je over het onderwerp kwijt wil.
  • Slot: Kan bestaan uit een samenvatting of conclusie.
Tijdens het slot is er ruimte voor vragen of discussie.

Slide 23 - Tekstslide

Voorbereiden

  1. Maak een indeling van je presentatie: inleiding, middenstuk en slot.
  2. Bedenk vervolgens wanneer je welke informatie vertelt.
  3. Maak je powerpointpresentatie, prezi of poster.
  4. Maak een spiekbriefje.
  5. Oefen je presentatie thuis voor 1 of 2 mensen.
  6. Check of alle hulpmiddelen goed werken.

Slide 24 - Tekstslide

Spreekbeurt houden
  • Praat rustig en duidelijk.
  • Spreek met een klein beetje overdrijving;
  • dan komt je verhaal beter aan bij je publiek.
  • Let goed op je houding tijdens je presentatie:
  • - Sta rechtop met twee voeten op de grond.
  • - Stop je handen niet in je zakken.
  • - Maak contact met je publiek door zoveel mogelijk de klas in te kijken.
  • Geef tijdens de presentatie geen foto’s door in de klas, maar laat ze voor de klas zien.
  • Zorg ervoor dat ook leerlingen achter in de klas je plaatjes en foto’s kunnen zien.

Slide 25 - Tekstslide

Bruikbare informatie
Bruikbaar: Om te zoeken op internet kun je gebruik maken van een zoekmachine.
Google, www.po-lessen.nl, www.digischool.nl

Op de startpagina onderwijs (onderwijs.startpagina.nl) vind je heel veel links naar websites met informatie over onderwijs.




Slide 26 - Tekstslide

Betrouwbaar
Veel sites, dus ook veel informatie. Niet alles wat je leest is waar. 
Bekijk altijd meerdere sites, en controleer de bron. 

Slide 27 - Tekstslide


A

Slide 28 - Quizvraag