Taal in beeld - groep 5 - blok 6, les 7 (persoonsvorm)
1 / 15
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wie of wat is het onderwerp?
Stel de vraag wie of wat doet iets.
Het meisje heeft rood haar.
Stel de vraag wie of wat doet iets.
Het meisje heeft rood haar.
A
Het meisje
B
heeft
C
rood
D
haar
Slide 3 - Quizvraag
Wie of wat is het onderwerp?
Stel de vraag wie of wat doet iets.
Mijn vriendin krijgt een beugel.
Stel de vraag wie of wat doet iets.
Mijn vriendin krijgt een beugel.
A
Mijn vriendin
B
krijgt
C
een
D
beugel
Slide 4 - Quizvraag
Wie of wat is het onderwerp?
Stel de vraag wie of wat doet iets.
De bus rijdt het schoolplein op.
Stel de vraag wie of wat doet iets.
De bus rijdt het schoolplein op.
A
De bus
B
rijdt
C
het schoolplein
D
op
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Kies de goede persoonsvorm:
Ik ... naar school.
Ik ... naar school.
A
loop
B
loopt
C
lopen
Slide 9 - Quizvraag
Kies de goede persoonsvorm:
Wij ... naar een mooie film.
Wij ... naar een mooie film.
A
kijk
B
kijkt
C
kijken
Slide 10 - Quizvraag
Kies de goede persoonsvorm:
Jan en Piet ... met Joep.
Jan en Piet ... met Joep.
A
praat
B
praatten
C
praten
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Floris voetbalt op het veld.
Floris voetbalt op het veld.
A
Floris
B
voetbalt
C
op het veld
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Op school lopen veel kinderen door de gang.
Op school lopen veel kinderen door de gang.
A
Op school
B
lopen
C
door de gang
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Ik wil graag beginnen.
Ik wil graag beginnen.
A
Ik
B
wil
C
beginnen
