CG A1 Unidad 9 deel 3_13-14 Unidad 10 1 t/m 4

Caminando
  • Repaso
  • El tiempo
  • Dar consejos

El gerundio
  • aangeven dat iets aan de gang is
  • vrijetijdsactiviteiten
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
spaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Caminando
  • Repaso
  • El tiempo
  • Dar consejos

El gerundio
  • aangeven dat iets aan de gang is
  • vrijetijdsactiviteiten

Slide 1 - Tekstslide

Semana Santa 24/3-31/3
De stad Sevilla is misschien wel het meest bekend om de Paasviering met haar vele én grote processies vol wierook, muziek en een passie, die ons nuchtere Nederlanders toch wel even met onze ogen laat knipperen.
De processies worden gevormd door leden van een bepaalde broederschap (meestal gerelateerd aan een kerk of een parochie). Zij dragen een altaar door de straten van de stad, waarop een beeld van Jezus of soms ook La Virgen Mária staat. Zo'n altaar kan gemakkelijk ruim 1000 kilo wegen. De beelden verlaten voor één keer per jaar de kerk waar ze normaal verblijven, voor een tochtje door de straten van de stad.

Slide 2 - Tekstslide

Semana Santa 24/3-31/3
In “La Madrugá” zijn La Macarena en El Gran Poder de meest prominente broederschappen van de zes broederschappen die deelnemen, elk met meer dan 11.000 Nazareners (Christenen) 
María Santísima de la Esperanza Macarena (sp: Heilge Maria van de Hoop van Macarena) is een Pauselijke gekroonde Mater dolorosa uit Sevilla. De verering is vernoemd naar de Sevillaanse wijk Macarena. Jaarlijks wordt deze door haar broederschap in processie naar de kathedraal gebracht tijdens de Semana Santa begeleid door saetas gezongen vanaf de balkons .

Slide 3 - Tekstslide

Semana Santa 24/3-31/3
El único festivo nacional en la Semana Santa de este 2024 será el Viernes Santo, es decir el 29 de marzo. Y es que, en el caso del Jueves Santo, será festivo en gran parte del territorio nacional, a excepción de dos comunidades autónomas: Cataluña y la Comunidad Valenciana, las cuales traspasarán su festividad al Lunes de Pascua, es decir el lunes 1 de abril.

nadruk ligt op witte donderdag, goede vrijdag en Paaszondag

Slide 4 - Tekstslide

Procesión del Silencio
'
Voor een unieke ervaring moet je vroeg opstaan en woon je de Procesión del Silencio (stille processie) bij in de (heel) vroege ochtend op Goede Vrijdag. Hierin lopen de kukluxclan-achtig gemaskerde broederschappen mee en de stilte enkel wordt onderbroken door de trom die de maat aangeeft.

Slide 5 - Tekstslide

Domingo Santo (Eerste paasdag)
Op paaszondag vindt de "Tamborada del Domingo de Resurección", plaats. Voor deze viering verzamelt een uitverkoren broederschap zoveel mogelijk trommels in alle soorten en maten en wordt er zo hard en zoveel getrommeld dat de huizen op hun grondvesten trillen. Dit moet de aardbeving voorstellen die zou hebben plaatsgevonden toen Jezus aan het kruis stierf.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Pasen Holanda


Semana Santa España
Familiebezoek, chocola, paashaas ontbijt/lunch/paaseitjes zoeken
op straat, broederschap, heiligen eren, tromgeroffel

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

LET OP

dinsdag rest van Unidad 9 (we gaan dan verder met gerundio)

Je kunt nu in werkboek 1 t/m 16 maken (7,11 en 12 hoeven nog niet)

Slide 10 - Tekstslide

repaso de temas
¿Tenéis preguntas sobre los deberes?

kleding en kleuren

Slide 11 - Tekstslide

 ¿Qué meto en la maleta?
  • Bekijk het filmpje.
  • Noteer zoveel mogelijk kledingstukken die Eva in haar koffer stopt.
Noteer ook de kleuren bij het kledingstuk.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

repaso de temas
wederkerend ww

Maak de opdrachten 1 en 2 van pdf (zie bestanden)
3 hoeft niet
Noteer je antwoorden.

timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

herhaling Gerundio (aan het doen zijn)
De Gerundio gebruik je om te vertellen wat je op dit moment aan het doen bent of wat er aan de gang is. Je gebruikt daarvoor het werkwoord estar + gerundio

 + gerundio vorm.  

Mi padre/ afeitarse -> Mijn vader is zich aan het scheren ->?
ESTAR
estoy estás está estamos estáis están

Slide 15 - Tekstslide

Hoe maak je de Gerundio?
estar (= hulp werkwoord)
1. estoy
2. estás                   + stam            + ando (-ar werkwoorden)
3. está                                                + iendo (-er/ir) werkwoorden              1. estamos
2. estáis
3. están

Slide 16 - Tekstslide

Hoe maak je de Gerundio?

1. Ik ben aan het luisteren.
2. Ben jij aan het werken?                  
3. Hij is aan het voetballen.
1. Wij zijn aan het eten.
2. Wat zijn jullie aan het doen?
3. Zij zijn aan het praten. 

Slide 17 - Tekstslide

Hoe maak je de Gerundio?

1. Ik ben aan het luisteren.
2. Ben jij aan het werken?                  
3. Hij is aan het voetballen.
1. Wij zijn aan het eten.
2. Wat zijn jullie aan het doen?
3. Zij zijn aan het praten. 
Estoy escuchando.
Está jugando al fútbol.
Están hablando.
¿Estás trabajando?
Estamos comiendo.
¿Qué estáis haciendo?

Slide 18 - Tekstslide

Formas irregulares

Onregelmatige vormen

(Zie paragraaf 7.2 p.125)
decir - diciendo (e->i)
venir - viniendo (e->i)
pedir - pidiendo (e->i)
leer - leyendo
ir - yendo
dormir - durmiendo
morir - muriendo

Slide 19 - Tekstslide

Vamos a practicar

Slide 20 - Tekstslide

¿Cómo se dice..?
"Wat ben je aan het doen?"

Slide 21 - Open vraag

- ¿Qué estás haciendo ahora?
geef een passend antwoord

Slide 22 - Open vraag

Wederkerende werkwoorden in de Gerundio 
(p. 125)
Bij de Gerundio kunnen de voornaamwoorden zowel vóór estar staan. 
  • Me estoy duchando (van wederkerend ww ducharse).
Maar ze mogen ook direct achter de Gerundio staan. Om de klemtoon te handhaven krijgt de Gerundio dan wel een accent.
  • Estoy duchándome.

Slide 23 - Tekstslide

Plaats van het wederkerend vnmw. p.119 en120
De persoonlijke vnmw. staan meestal vóór het vervoegde werkwoord.
Me ducho. - Me he duchado. - ¿Las maletas? Ya las he hecho.

  • Bij de Gerundio kunnen de voornaamwoorden vóór estar staan ... 
  • Me estoy duchando. - Las estoy haciendo.
  • Maar ze mogen ook direct achter de Gerundio staan. Om de klemtoon te handhaven krijgt de Gerundio dan wel een accent. 
  • Estoy duchándome. - Estoy haciéndolas.

Slide 24 - Tekstslide

Importante....
Ook bij de Infinitief kunnen de voornaamwoorden zowel vóór het vervoegde werkwoord als achter het hele werkwoord staan.
Erachter? Dan wel vast aan infinitief.
  • Me quiero duchar. = Ik wil me douchen.
  • Quiero ducharme. = Ik wil me douchen.
  • Las quiero hacer. = Ik wil ze inpakken (de koffers)
  • Quiero hacerlas. = Ik wil ze inpakken (de koffers)

Slide 25 - Tekstslide

Nr. 22 WB p.87 - concentración!
Beantwoord de vragen en let daarbij op de plaats van het persoonlijk voornaamwoord bij de Perfecto en de Gerundio.
De 1e doen we samen
1. María, ¿has hecho ya las maletas?
    - Sí, ya las he hecho.
    - En este momento las estoy haciendo. (vóór estar)  
    - En este momento estoy  haciéndolas. (Achter gerundio)
                    

Slide 26 - Tekstslide

Werkboek oef. 22 p.87
Maak vraag 2 en 3 van deze oefening

2. ¿Se han duchado ya los niños?         
    
3. Pedro, ¿has hecho ya el desayuno?








timer
10:00
uitwerking ->

Slide 27 - Tekstslide

Werkboek oef. 22 p.87
Maak vraag 2 en 3 van deze oefening

2. ¿Se han duchado ya los niños?         
    
3. Pedro, ¿has hecho ya el desayuno?

Duidelijk? Maak dan nu 4 t/m 6








- Sí, ya se han duchado.
- En este momento se están duchando.
- En este momento están duchándose.
- Sí, ya lo he hecho.
- En este momento lo estoy haciendo.
- En este momento estoy haciéndolo.

Slide 28 - Tekstslide

4. ¿Los niños han preparado ya sus mochilas?
-Sí, (los niños) han preparado ya sus mochilas. 
sus mochilas = lijdend vw -> las
  • Sí, (los niños) las han preparado ya.
Están : los niños= ellos, dus hulpww 'están'
Sus mochilas = lijdvw-> vervangen door  "las"
  • Las están preparando /  Están preparándolas
Nr. 22 WB p. 87 

Slide 29 - Tekstslide

5. María, ¿has puesto ya los pasaportes en la mochila?
-Sí, he puesto ya los pasaportes en la mochila 
los pasaportes = lijdend vw -> los
  • Sí, los he puesto ya.
puesto = participio van 'poner', gerundio = poniendo
  • Los estoy poniendo /  Estoy poniéndolos
Nr. 22 WB p. 87 

Slide 30 - Tekstslide

6. Pedro, ¿has pedido ya un taxi?
-Sí, he pedido ya un taxi 
un taxi = mnl ev -> lijdend vw -> lo
  • Sí, lo he pedido ya.
pedido = participio van 'pedir (i)', gerundio = pidiendo
  • Lo estoy pidiendo /  Estoy pidiéndolo
Nr. 22 WB p. 87 

Slide 31 - Tekstslide

Even alles op een rij.
Tot nu toe heb je verschillende constructies geleerd:
  • Wat je gaat doen.
  • Wat je moet doen. 
  • Wat je hebt gedaan.
  • Wat je aan het doen bent. 
ir + a + infinitief, bijv. voy a estudiar mucho
Deze constructie gaan we zo nog meer oefenen.
tener + que + infinitief. Tengo que estudiar mucho.
estar + -ando/-iendo. Estoy estudiando mucho.
haber + stam + -ado/-ido. He estudiado mucho.

Slide 32 - Tekstslide

Dat ziet er dan zo uit met een 'gewoon' ww:

  • Mañana voy a estudiar.
  • Esta tarde tengo que estudiar. 
  • Ya he estudiado.
  • En este momento estoy estudiando.


  • Morgen ga ik studeren.
  • Vanmiddag moet ik studeren.
  • Ik heb al gestudeerd.
  • Op dit moment ben ik aan het studeren. 

Slide 33 - Tekstslide

Dat ziet er dan zo uit met een wederkerend ww:

  • Ahora me voy a duchar.
  • Ahora me tengo que duchar. 
  • Ya me he duchado.
  • En este momento me estoy duchando.


  • Ik ga me nu douchen.
  • Ik moet me nu douchen. 

  • Ik heb me al gedoucht.
  • Op dit moment ben ik me aan het douchen. 

Slide 34 - Tekstslide

Of zo:
Bij de infinitief of Gerundio

  • Ahora voy a ducharme.
  • Ahora tengo que ducharme. 
  • En este momento estoy duchándome.

Maar:
  • Ya me he duchado.



  • Ik ga me nu douchen.
  • Ik moet me nu douchen. 

  • Op dit moment ben ik me aan het douchen.

Maar:
  • Ik heb me al gedoucht.

Slide 35 - Tekstslide

el tiempo - het weer

Slide 36 - Tekstslide

¿Qué tiempo hace?
Voor het weer gebruik je de werkwoorden:
  • hacer
  • hay
  • estar 
  • llover (ue) 
  • nevar (ie)
We doen 13b TB:
lees evt. mee op p 142
(Transcriptie)
of 'está lloviendo'

¡Cómo llueve! 
¡Cómo nieva!

Slide 37 - Tekstslide

A trabajar en equipo

- Maak de kijkopdracht van de volgende slide


Slide 38 - Tekstslide

Kijk opdracht: 
¿Cómo sobrevives al clima de Holanda?
Da consejos: 
  • Cuando hace mal tiempo                       se recomienda
  • Cuando llueve                                              (no) es necesario
  • Cuando hace mucho viento         +       conviene
  • Cuando hace frío                                         es mejor
  • Cuando hace sol

Slide 39 - Tekstslide

en grupos
maak eerst de opdracht 'dar consejos'van de volgende slide
en werk daarna aan 11, 12a en 23 in werkboek Unidad 9, p.84
en in TB: oef. 13c p. 83 en 16c p.84

Slide 40 - Tekstslide

Dar consejos
- No leo nunca. 
--> Conviene leer libros interesantes.

Kies 3x een situatie en formuleer 3 "consejos" zoals bij nr. 9a TB p.81

Slide 41 - Tekstslide

Unidad 10 Hoy: 1 t/m 4 TB
Tengo planes:
- planes para el tiempo libre
- ¿Cómo quedamos? een voorstel doen, aanemen / afwijzen
- een afspraak maken (tijd/plaats)

Slide 42 - Tekstslide

Nr. 2a+b TB p. 88
ir + a + infinitief

iets wat je gaat doen, een voornemen of iets in de nabije toekomst uitdrukken.

Ej. Voy a comer en un restaurante de tapas esta tarde.
60: beantwoord de 4 vragen

Slide 43 - Tekstslide

Nr. 3 TB p. 88
¿Quedamos?

zie pagina 88 Post-it en p.  96 TB comunicación
iets voorstellen (prop, iets afwijzen, iets accepteren/aannemen

Slide 44 - Tekstslide

¿De qué tienes ganas hoy?
zin hebben in/om
TENER + GANAS DE + INF (hele werkwoord)
Je vervoegt "tener"
Voorbeeld:

Tengo ganas de quedar con mis amigos en un bar

Slide 45 - Tekstslide

¡A trabajar en grupos!
eerst spreekvaardigheid (volgende slide)
WB Unidad 10: 1a, 7, 9 en dan 1b, 5, 6, 8, 10 & 12
huiswerk: dit afmaken en alles van Unidad 9
dus ook de R&S van Unidad 

Slide 46 - Tekstslide

Oef. 3c. pag. 89. Stel: Vandaag wordt de les afgezegd. Stel elkaar deze activiteiten voor. De ander reageert hierop. Schrijf 3 dialogen uit









1. tomar una cerveza/un café
2. ver una película en casa
3. cenar/almorzar en un restaurante mexicano
4. hacer los deberes de español
5. jugar a las cartas
6. ir a la sauna/ a la piscina
7. dar un paseo
Voorbeeld:
¿Vienes conmigo a tomar una cerveza?
- De acuerdo / vale. Qué pena, pero no puedo. Es que...

Slide 47 - Tekstslide