Par 6 Filosofie is argumenteren

Par 6 Filosofie is argumenteren
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Par 6 Filosofie is argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Argumentatieleer


De argumentatieleer is een onderdeel van de retorica (welsprekendheid): op
diens beurt een onderdeel van de logica, die weer valt onder de filosofie.


Argumentatieleer
houdt zich bezig met de vraag op grond waarvan bepaalde redeneringen
geaccepteerd dan wel verworpen moeten of kunnen worden.




Een
argumentatie is dus een al dan niet geldige, acceptabele  rechtvaardiging van een bewering.





Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video



Voorbeelden van drogredenen (sofismen)
-
ad
homium ("op de man gespeeld"):
Van inhoudelijke argumentatie wordt overgesprongen naar een op persoon gericht
argument: met name op belangen van persoon. Deze vorm komt in de politiek veel
voor zoals: 'die partij verkondigt dat standpunt wel maar het gaat ze alleen om
het trekken van meer stemmen.'



- ad
populum ("gebaseerd op het
volk") 'de meerderheid is er voor dus het zal wel juist zijn'.


Een
cirkelredenering (
petitio principii) is evenmin een argumentatie zoals
ook blijkt uit een eenvoudig voorbeeld zoals "deze fiets is van mij want
het is mijn fiets" In een langer betoog kan de cirkel structuur soms
minder duidelijk zijn. In feit is een cirkel redenering hetzelfde in andere
woorden herhalen. Ook hier zien we dat het woord "want" ongepast is
maar bijvoorbeeld een uitdrukking 
"met andere woorden" gebruikt moet worden.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video



1. Beroep op autoriteit (appeal to
authority)

2. Cirkelredenering (circulair reasoning)

3. Op de man spelen (ad hominem of
persoonsgebonden argumenten)



4. Een negatieve associatie (negative association)



5. Bepaald taalgebuik of eufemisme (eufemism)



6. Ongegronde generalisering (unfounded generalization)



7. Normen ontlenen aan feiten (is ought
fallacy)



8. Onjuiste oorzaak (fallacy of false cause)



Slide 10 - Tekstslide

Welke drogreden (sophism) is:
“Ik vind Kees geen aardige man, want ik mag hem niet zo.”
A
Beroep op autoriteit
B
Ongegronde generalisering
C
Cirkelredenering
D
Onjuiste oorzaak

Slide 11 - Quizvraag

Welke drogreden (sophism) is:
Leraren zijn over het algemeen eigenwijs. Dat is geen wonder, want daar zijn het leraren voor.
A
Beroep op autoriteit
B
Ongegronde generalisering
C
Cirkelredenering
D
Onjuiste oorzaak

Slide 12 - Quizvraag

Welke drogreden (sophism) is:
Waarom zou ik geen afval op straat gooien? Iedereen doet het toch!

A
Beroep op autoriteit
B
Ongegronde generalisering
C
Cirkelredenering
D
Onjuiste oorzaak

Slide 13 - Quizvraag

Welke drogreden (sophism) is:
Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.

A
Beroep op autoriteit
B
Ongegronde generalisering
C
Cirkelredenering
D
Onjuiste oorzaak

Slide 14 - Quizvraag

Welke drogreden (sophism) is:

Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!
A
Normen ontlenen aan feiten
B
Ongegronde generalisering
C
Cirkelredenering
D
Op de man spelen

Slide 15 - Quizvraag

Welke drogreden (sophism) is:
Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.

A
Normen ontlenen aan feiten
B
Eufemisme
C
Beroep op autoriteit
D
Op de man spelen

Slide 16 - Quizvraag

Welke drogreden (sophism) is:

‘Hoe is het met uw stoelgang?’, informeerde de dokter.
A
Normen ontlenen aan feiten
B
Eufemisme
C
Beroep op autoriteit
D
Op de man spelen

Slide 17 - Quizvraag

Welke drogreden (sophism) is:

Vlees eten is goed, want het is natuurlijk, kijk maar naar onze kiezen, die zijn gemaakt voor het vlees eten.
A
Normen ontlenen aan feiten
B
Eufemisme
C
Beroep op autoriteit
D
Op de man spelen

Slide 18 - Quizvraag